So long and thanks for all the…

In mijn werkkamer slapen nu vier Wit-Russen. Eén van hen ken ik, uit een kroeg in Minsk, waar een groep jongeren die graag Wit-Russisch spreekt elke tweede dinsdag van de maand bij elkaar komt. Een ander heb ik ook wel eens ontmoet, maar had ik zelf niet onthouden. De andere twee ken ik niet, dat zijn hun vriendinnetjes, waarvan ik niet eens wist dat ze mee zouden komen.

Ik ben me op dit moment een slag in de rondte aan het het werken om alles af te krijgen voor ik volgende week op vakantie ga. Houd uw commentaar over slechte planning maar voor u, ik ken het al en ik onderschrijf het ten dele. Ik kan nu eenmaal slecht ‘nee’ zeggen. Als ik gevraagd word naar Hilversum te komen, en ik zeg ‘alleen als je echt niemand anders kan vinden’ en ik word ingeroosterd, dan ben ik loyaal. Nou goed, daar gaat dit stuk niet over. Wat ik bedoelde te zeggen: het bezoek van deze Wit-Russen had op bijna geen slechter moment kunnen komen.

Over het algemeen vind ik het gezellig om logees te hebben. Ik vind het leuk om voor ze te zorgen (tot grote frustratie van ex S. haalde ik voor hen wel altijd een mooi ontbijt in huis en voor hem haast nooit en ruimde ik voor logees wél het huis op) en ik vind het fijn om sloom te zijn met leuke mensen. Als je vrienden maar weinig ziet, dan is alle tijd die je samen doorbrengt opeens  ‘quality time’, je moet voortdurend bijpraten, wil elk moment van elkaars gezelschap opzuigen. Dat is fijn, maar de vriendschap bestond ooit ook uit andere dingen.  Vrienden zijn de mensen met wie je je het lekkerst verveelt. En de ontbijttafel is daar een uitgelezen plek voor.

In mijn eerste jaar in Londen hadden we meer dan vijftig logees. Die meestal in setjes kwamen, maar toch, ons huis was een behoorlijk zoete inval. Geweldig vond ik dat, want ik miste mijn vrienden zo, en nu had ik ze opeens een week om me heen! En ze hadden vakantie, waren ontspannen, hadden de tijd. Ik kon met hen van de stad, die ik over het algemeen al niet meer als toerist bezag, genieten.

Maar een last was het toch ook wel. Ik had een drukke baan, thuis. En ik moest mezelf aan het werk zetten. Dat is lastig als er mensen in je werkkamer slapen met wie je dolgraag de hele dag wilt optrekken. S. vertrok voor zijn werk elke maandag naar ergens in Europa en kwam pas op donderdag thuis. Dan was hij gesloopt en waren gasten niet meteen het eerste waar hij zin in had. Bovendien wilden we in de weekends ook wel eens tijd voor elkaar. En ik was een sociaal leven aan het opbouwen in Londen, waarbij het niet helpt als je steeds andere Nederlanders meesleept.

Samengevat dacht ik ‘Poeeeee leuk’, als er weer eens een logeerverzoek kwam. Ik ben dus geen aanhanger van het gezegde over vis en visite. Visite blijft voor mij echt langer goed.

En natuurlijk laat ik die Wit-Russen hier tukken. Ik kan ze toch niet de straat op sturen? Wit-Russen zijn bovendien veel gastvrijer dan wij, iedere bank is een slaapbank zodat gasten altijd kunnen blijven slapen. Goed, elk land is wel gastvrijer dan Nederland. Mijn Zweedse vrienden dachten echt dat ik hen iets op de mouw aan het spelden was, toen ik hen vertelde dat de koektrommel na twee koekjes dichtging. Dat is een cliché, maar dat is het niet voor niets geworden. Het idee dat je vrienden die onaangekondigd voor de deur staan vraagt om even te wachten ‘omdat je aan het eten bent’, was voor hen te bizar voor woorden. Zij het testen bij een andere Nederlandse. Hoeveel koekjes krijg je bij de koffie? ‘Twee, hoezo?’ En wie bepaalt dat? ‘Degene van wie de koekjes zijn natuurlijk…’  Jongens, geloof me nou maar gewoon. Nee, niet alle Nederlanders zijn zo en nee, zeker niet die van mijn generatie, maar het is diepgeworteld in onze cultuur. Want dat gezegde over vis en visite, dat laat zich niet voor niets niet vertalen. En zeker niet in het Wit-Russisch. Dus ik hoop dat ze lekker slapen, die kinders in mijn werkkamer.

2 reacties

Opgeslagen onder Franka

Sollicitatiesores (4)

Mijn man zocht ooit werk in de uithoek van het land waar ik al werkte. Omdat er weinig werk beschikbaar was voor hoger opgeleiden, kwam hij al vrij snel bij de hogeschool daar uit. Tijdens de gesprekken werd hem verteld dat hij naast het onderwijs dat hij zou gaan geven, zeker ook onderzoek mocht doen binnen het lectoraat. Nadat de aanstellingsbrief binnen was, kwam echter de werkelijkheid: de 28 uur onderwijs vergden minimaal 15 uur voorbereidingstijd, en vrijstelling van onderwijstaken om onderzoek te doen bleek opeens niet mogelijk.

Dat dit avontuur niet lang geduurd heeft, zal u niet verbazen. Vandaar dat ik me voornam om niet in dezelfde valkuil te trappen. Deze week werd mij door een vakgroep aan de universiteit in mijn woonplaats een voorstel gedaan. In afwachting van toekenning van een onderzoeksbeurs zou ik bij hen wel alvast wat onderwijs mogen komen verzorgen. 20 uur, zo was het voorstel. Ik ging blij naar huis, maar bedacht me daar, dat ik dan wel heel goed zou moeten opletten. Want wat nu als ik die onderzoeksbeurs niet zou krijgen? Dan zat ik bij een universiteit, maar kon ik er alleen onderwijs verzorgen. En begrijp me niet verkeerd: werken met jonge enthousiaste mensen vind ik leuk. En kennis overdragen vind ik belangrijk. Maar ik ben onderzoeker. Dus wil ik ook graag onderzoek doen.

De ervaringen van mijn man in het achterhoofd, benaderde ik de prof van de betreffende vakgroep met de vraag of ik naast de 20 uur onderwijstaken ook 10 uur onderzoek zou kunnen krijgen. Nou, dat was al vrij snel bekeken. Het antwoord luidde: nee. Hoe dom van de vakgroep! Net als de hogeschool waar manlief destijds werkte, wordt er alleen gekeken naar kortetermijnonderwijsproblemen en het gebrek aan financiele middelen om onderzoekers aan te stellen. Terwijl ze hiermee juist onderwijsproblemen veroorzaken: de koppeling met onderzoek verkleint, en bovendien raak je op termijn je onderwijzers kwijt. In mijn geval komen ze zelfs niet binnen. Want ik heb besloten het niet te doen. Ik ga ander werk doen (ja, ik heb een baan! Waarover later meer…), want ik wil niet het risico lopen lesboerin te worden. Heel jammer voor ze: nu moeten ze een alternatief zoeken voor de 20 uur die ze anders hadden kunnen vullen.

2 reacties

Opgeslagen onder Emma

Leergerechtigd

Ik heb familieleden met een tweeling. Twee leuke meisjes van 12 jaar, die opgroeien in een land in het zuiden van Europa. Hun ouders zijn spontane mensen, die het leven leven zoals het komt. De meiden zijn open, spontaan en sociaal en alles wat ze willen weten, kunnen hun ouders hen uitleggen. Vanwege ontevredenheid over het schoolsysteem dat beschikbaar is, geeft ma (die zelf een onderwijsbevoegdheid heeft) de kinderen thuis onderwijs. Binnen de familie zijn de meningen nogal verdeeld over dit laatste gegeven. Komt het wel goed met de toekomst van de meisjes als ze niet ‘normaal’ naar school gaan? Wat nou als ze straks een carriere willen maken, hebben ze dan wel een goede basis? Maar ook: zouden ze net zo sociaal geworden zijn als ze de overlevingsstrategieen van schoolgaande kinderen hadden moeten leren?

Hoe dan ook, ik denk dat de ouders van de tweeling zich soms in een hoekje gedrukt voelen. Alsof ze iets moeten verdedigen wat ze met de beste bedoelingen voor hun kinderen willen. En daarom begreep ik ook ergens wel dat ik deze week een mailtje kreeg met daarin de tekst die je via deze link kunt vinden. De strekking van de tekst? De leerplicht schendt de rechten van de mens. Oei, hoezeer ik de ouders van deze tweeling het ook gun om hun eigen beslissingen te nemen en anders te denken over wat goed zou zijn voor hun dochters, ik voel dit mailtje toch een beetje als een beschuldiging in mijn richting. Alsof ik mijn eigen kinderen benadeel door ze naar school te sturen. Of ik het nu eens ben met de leerplicht of niet. Eerlijk gezegd zie ik het nog altijd als een recht, en als ik zie hoe mijn zoon geniet op school, en hoe graag mijn dochter er ook heen zou willen, dan weet ik dat ik ook zonder leerplicht wel zou besluiten om ze naar school te laten gaan. En net zoals de ouders van de tweeling, vind ik het heel onplezierig om daarvoor veroordeeld te worden door anderen. Laten we het elkaar alsjeblieft niet zo moeilijk maken…

1 reactie

Opgeslagen onder Emma

Brandweerbesparingen

Gisteren verscheen het rapport van de commissie Mans met voorstellen om bezuinigingen bij de brandweer door te voeren. Mij, als leek, klinken het afschaffen van preventieve brandveiligheidscontroles, minder mankracht op de bluswagens en minder specialistische taken in elk team nogal ondoordacht in de oren. Is het niet zo dat die preventieve controles bedoeld zijn om te voorkomen dat er te vaak moet worden uitgerukt met groot materieel? Dus: wordt het er op de lange termijn juist niet duurder van als je op de korte termijn minder preventieve maatregelen neemt? En moet je per brand niet juist meer wagens inzetten als er minder mannen per wagen rijden? Je zult toch een bepaalde mankracht nodig hebben om een brand te lijf te gaan, denk ik dan. En die specialisaties. Ja, je hebt ze vast niet zo vaak nodig. Maar is het handig als je een duikspecialist nodig hebt wanneer er in Maastricht een auto te water is geraakt, en die specialist moet dan uit Eindhoven komen? Zeg er dan maar donder op dat er niemand meer te redden valt. O ja, ook zoiets: de brandweer zou zich minder moeten richten op het redden van mensen uit brandende woningen “want dat is maar heel zelden effectief”. Ze zouden zich moeten concentreren op het blussen van de brand. Lekker is dat!

Kan de brandweer niet gewoon rekeningen gaan sturen? Als je een goede brandverzekering hebt, kun je de kosten daar op verhalen. Laat iedereen een tientje meer premie betalen, en je hebt die 85 miljoen er zo uit. Dat vond ik best een slim idee (van mijn schoonvader, ik heb het niet zelf bedacht hoor!). En als er nou de volgende keer weer een groot vliegtuig van het kaliber Airbus A380 naar Nederland komt, moet de brandweer dat dan werkelijk met gespuit binnenhalen?

1 reactie

Opgeslagen onder Emma

fixer

Er was dit weekend in Nederland iets aan de hand dat de aandacht van flink wat buitenlandse media trok. Ook van een Deense TV-ploeg en ik was hun hulpje, fixer noemen we dat in jargon. Het komt er op neer dat ik alles moest regelen: Gasten produceren (dat is ook jargon en ik weet het, dat klinkt behoorlijk oneerbiedig) voor reportages, straatinterviews, vertalingen, uitleg geven bij ongeveer alles, het nieuws in de gaten houden en suggesties aandragen voor de live-gesprekjes die de correspondent elk uur moest doen maar ook rottige klusjes zoals in geen tijd ergens op zondag een aggregaat vandaan halen.  Het maakt niet uit waar vandaan, het maakt niet uit hoe, als we over twee uur maar elektriciteit hebben.

“Ja, eh, ik zal mijn best doen.” zei ik, en ging vervolgens heel snel mijn best doen. En elektriciteit te regelen, natuurlijk.

Het was al een tijdje geleden dat ik dit soort werk gedaan had. In Wit-Rusland werk ik juist zelf met een fixer, Paulina, die ook mijn tolk is. Ik vraag Paulina alles, en zij regelt het voor me. “Ik wil iemand spreken die….” “ik wil aanstaande dinsdag naar….”. Dat Paulina niemand kent die…. of dat er dinsdag geen bussen rijden naar…. zie ik dan niet als mijn probleem. Ze regelt het maar. En als het meer tijd kost, krijgt ze meer geld. Dat klinkt natuurlijk heel hard en zo ben ik niet. Natuurlijk denk ik met haar mee, en natuurlijk overleggen we de hele tijd, over alles. Maar soms, als ik heel moe ben en zelf ook hard aan het werk, bijvoorbeeld met het inhoudelijk voorbereiden van een groot interview, dan denk ik wel eens: “Ja prima dat er daar geen openbaar vervoer is, dan gaan we toch met de auto? Regel maar een auto dan.” wat chique Frans is voor “Sorry meid, maar dat is niet mijn probleem.”

Paulina en ik zijn in de periode dat we samenwerken vrienden geworden. En ze speelt ook nog eens een hoofdrol uit mijn boek, omdat ze zelf uit het Tsjernobylgebied komt. Haar reacties op de interviews die we hebben afgenomen, bijvoorbeeld met overheidsdienaren, heb ik opgenomen in het verhaal. Die zijn immers interessanter dan de mijne. Dat maakt onze werkverhouding wel steeds lastiger. Paulina houdt uren voor me bij en de laatste keer zei ze dat ze het heel moeilijk had gevonden om een factuur te maken. Er zat flink wat werk bij dat ze met liefde ook gratis zou hebben gedaan, gewoon, omdat ze het belangrijk vond en omdat ze het graag voor me doet. En ik heb het omgekeerde. Met Paulina’s dochtertje, dat best vaak ziek is, hield ik altijd al wel rekening. Maar nu, als Paulina zegt dat haar man na een heel drukke werkweek een avond vrij heeft, doe ik echt mijn best om haar dan vrij te houden. Ook als ik dan een belangrijk gesprek heb. Ik vind het ook lastig om haar opdrachten te geven, ik vind het niet fijn om baas te zijn.

In het begin van onze samenwerking kon ik me aan een aantal van Paulina’s terugkerende opmerkingen flink ergeren.  “I’ll see what I can do” bijvoorbeeld. Niks geen “I’ll see”, gewoon doen, graag. En “It’s not that easy.” Ja, dat zal wel, maar het doet er niet toe, of het makkelijk is. Het moet gewoon gebeuren. Met de Denen, heus aardige kerels, had ik die vriendschapsvertroebeling niet. Ik werkte gewoon voor hen, en dat was dat, simpel als wat. En zo betrapte ik mezelf een paar keer op precies Paulina’s opmerkingen….

Toen ik in Engeland als correspondent werkte, ging ik geregeld met fotografen op pad. Meestal met Nederlandse fotografen en dat was altijd heel leuk, echt samen naar een verhaal kijken en puzzelen, fijn sparren, elkaar relevante dingen aanwijzen. Samenwerken met Britse fotografen was veel moeilijker. Niet omdat die jongens niet willen, maar gewoon, omdat ze het medium waarvoor ze foto’s maken niet goed kennen en ook niet goed begrijpen wat voor Nederlanders interessant is.  Zo maakte ik op een gegeven moment een reportage op een school. Ik wilde -natuurlijk- dat er foto’s van kinderen in uniformpjes gemaakt werden. Maar de fotograaf wilde dat juist niet. Hij vond uniformpjes saai en on-kindachtig, hij wilde ze liever op het plein in hun jas op de kiek zetten. Ik kon lullen als brugman dat het voor Nederlanders bijzonder en typisch Brits is om kinderen in uniform te zien, hij fotografeerde ze niet. Nu was dit ook wel een eikel, een wat slimmere fotograaf doet dan zowel zijn eigen zin als die van de journalist en geeft de opdrachtgever een keuze, maar goed, het voorbeeld geeft wel aan dat het soms lastig is te snappen wat nieuws is voor mensen in een ander land. En terzijde: zijn foto’s zijn niet gepubliceerd. De foto’s die ik zelf gemaakt heb wel. En ik had toen nog niet eens een spiegelreflex.

Goed, u voelt hem aankomen. Toen ik met de Denen in de Utrechtse en Amsterdamse straten op zoek ging naar oranjegekte, wees ik ze op een straat waar iedereen de vlag uit had hangen. Vonden ze niet interessant. Dus ik zei het nog een keer. Vonden ze nog steeds niet interessant. Tot ik me realiseerde dat Denen eigenlijk altijd de vlag hebben uithangen en dat het beeld van een straat vol vlaggen dus ‘gewoon’ is, ookal is het dat voor Nederlanders niet. Nu ben ik natuurlijk niet gaan drammen, maar het was leuk om te zien dat ik zelf ook die denkfout maakte.

Want juist bij Denemarken maak je die fouten, denk ik. Omdat onze landen zo op elkaar lijken, denk je al vlug dat ze gewoon hetzelfde zijn. Met mijn Zweedse vrienden heb ik dat nog veel sterker- en zij met mij. Toch ga ik één van hen wel vragen om wat fixersklusjes te doen als ik daar straks weer ben. Stom eigenlijk, want ik weet nu dus al dat dat met vrienden lastig is. Nou goed.

(foto is van een Amerikaanse jongen in Amsterdam, die niet wist wat hem overkwam)

3 reacties

Opgeslagen onder Franka

Sollicitatiesores (3)

Ja, daar zijn de sores weer! Na 1 en 2 is er nu ook 3, want ik ga gewoon door met solliciteren. Ik zal jullie de verhalen besparen over toch maar geen baan krijgen (want achteraf is het toch een bezwaar dat ik geen rechten heb gestudeerd of blijk ik toch te weinig relevante werkervaring te hebben… beide na twee rondes gesprekken in prettige sfeer waarin de uiteindelijk genoemde bezwaren nooit als bezwaar op tafel waren gekomen), want waarschijnlijk heeft iedereen wel zulke verhalen. Nee, ik ga even twee administratieve blunders aanhalen, van mijn (hopelijk) toekomstige werkgever. Zijn ze symptomatisch voor de chaotische werksfeer aldaar? Lees het boek van Marcel Metze en je begrijpt het beter…

Nadat ik op 16 juni mijn brief had gestuurd, en op 18 juni een ontvangstbevestiging had thuisgekregen voor een vacature met 24 juni de deadline, hoorde ik lange tijd niets. Tot ik op 5 juli werd gebeld met de vraag of ik 7 juli om 12 uur op gesprek kon komen. Eh… ja hoor. Tuurlijk. Deze bevestiging kreeg ik:

Wij nodigen u graag uit voor een selectiegesprek op woensdag 7 juli 2010 om 14:00 uur. Mocht u op bovengenoemde datum verhinderd zijn, dan kunt u contact met mij opnemen. Indien de sollicitatieprocedure dit toelaat kunnen wij een andere afspraak voor u maken. Wij hopen u op dinsdag 22 juni 2010 te mogen begroeten.

Na navraag bleek het toch inderdaad te gaan om 7 juli 12 uur. Gelukkig. Vandaag werd ik weer gebeld: ik ben uitgenodigd voor een tweede gesprek. A.s. woensdag om 11 uur. Een (andere dan de eerste) dame stuurt me de volgende bevestiging:

Conform uw verzoek bevestig ik u hierbij de gemaakte afspraak op: 14 juli aanstaande van 10:00 tot 11:00 uur ten kantore van… 

Ja!!!! Hier wil ik graag werken. Dat gaat helemaal goed komen… Als ik straks word aangenomen, zal ik dat voor de zekerheid eerst even checken!

2 reacties

Opgeslagen onder Emma

Station

Op het station. Een vrouw van begin vijftig huilt. Het gaat zonder schokschouderen, zonder uithalen, maar de stroom tranen is onophoudelijk en wordt met een grote zakdoek geroutineerd weggeveegd. Nee, ik kan haar nergens mee helpen. Het is haar dochter, haar dochter van zeven, die zestien jaar geleden onder een auto is gekomen. Ze heeft genoeg zegeningen hoor, ze leidt een goed leven. Maar soms -vaak- gaat het gewoon niet. Ze is er aan gewend, ze heeft daarmee leren leven.

3 reacties

Opgeslagen onder Franka, Uncategorized

helemaal niet zo erg

Het heeft weer even geduurd voor ik iets kon posten. Excuses daarvoor. Ik was ziek. En met mij het hele gezin. Waardoor? Geen idee. Zal wel een virusje geweest zijn. En zo vlak voor de vakantie zijn wij daar extra vatbaar voor.

Mijn zoon zocht ook naar een verklaring voor het feit dat wij, en een groot deel van zijn klas geveld waren door ziekte. Ik vond de verklaring die hij vond, nogal verrassend. “Dat komt natuurlijk omdat er olie in het water zit”. Ik moest even denken, maar toen hij er aan toevoegde dat de vissen en de vogels er ook ziek van werden, begreep ik waar hij op doelde. Het olielek in de golf van Mexico.

Tsja, wat doe je in zo’n geval? Ik dacht mijn zoon gerust te stellen door hem te vertellen dat die olie alleen in zeewater zit. Niet in kraanwater, dus. En daarbij: de golf van Mexico is heel ver weg. Als resultaat van deze geruststelling kreeg ik de nogal verontwaardigde vraag waarom ze in het Jeugdjournaal zo vaak vertellen over die olie “als het helemaal niet zo erg is”. Zeg daar dan nog maar eens iets op terug…

3 reacties

Opgeslagen onder Emma

Wit-rood-wit Oranje

Afgelopen weekend was ik op het gemoedelijke b2getherfestival in Norviliskes, Litouwen. Een licht glooiend terrein met een kasteeltje dat vertier biedt aan de hipsten van Litouwen en Wit-Rusland. Het dorpje ligt namelijk zó dicht op de grens met dat laatstgenoemde land, dat je ’s nachts, als op de camping het hek is omgevallen, op de grens kunt plassen. Wat de hipsten van Litouwen en Wit-Rusland dan ook gretig deden. Het festival is ooit opgezet om die grens te beslechten. Om de jongeren uit die landen samen te laten zijn. Het krijgen van een Schengenvisum voor dit festival is voor Wit-Russen dan ook een eitje. Een kei- en keihard gekookt eitje, dat wel, maar toch. Je gaat naar de Litouwse ambassade, staat in de rij, laat je ticket zien en krijgt een week later een visum. Gratis. En dat is lief van Litouwen.

Hier mogen ook dingen die in Wit-Rusland niet mogen. Zoals zwaaien met de wit-rood-witte vlag, de vlag die tussen 1991 en 1996 even de officiële vlag van het land was, tot na een referendum de oude Sovjetvlag in ere werd hersteld. Die wit-rood-witte vlag is de vlag van de nationalisten, van de mensen die vinden dat Wit-Rusland méér is dan een voormalige Sovjetrepubliek, van de mensen die vinden dat de Wit-Russische taal behouden (of nieuw leven in geblazen) moet worden. In Wit-Rusland werd deze vlag lange tijd niet op prijs gesteld, nu is ie gewoon verboden en kun je gevangenisstraf krijgen als je hem gebruikt. Geen wonder dus, dat de hipsten er hier zo graag mee rondlopen. En dat ze blij zijn dat ze hier naar concerten kunnen kijken van Wit-Russische bands die in hun eigen land nauwelijks kunnen optreden. Er is eigenlijk maar een andere plek waar zoveel aandacht is voor Wit-Russische pop- en rockmuziek. En dat is Basowizcza in Polen. Nee, niet in Wit-Rusland, nee.

Maar de afgelopen jaren in b2gether commerciëler geworden, zeggen de die hards. Er komen steeds meer Litouwers, Esten en Letten naar toe, waardoor het Wit-Russische een beetje ondergesneeuwd raakt. Want die hipsten uit Litouwen, Estland en Letland zijn niet per se geïnteresseerd in nooit doorgebroken Wit-Russische underground bands. Meer in grote namen als Skunk Anansi en Alina Orlova (ja, die. Er zijn ook wel eens namen groot als de gemiddelde Nederlander er nooit van gehoord heeft, hoor…) Meer in hippige kleren, in kleine tenten met DJ’s, in workshops, in het modderbad, in de andere hipsten. Ja, zo gaat dat. In zekere zin is b2gether zo een beetje aan zijn eigen succes ten onder gegaan. Of, ten onder, nee, dat vinden de die hards nou ook weer niet. Want het is natuurlijk wel het gaafste festival in de wijde omtrek van Wit-Rusland. Met Basowiszcza, dat ik volgens mij nog nooit van mijn leven goed gespeld heb.

Door die groei, lijkt het niet meer alsof élke festivalbezoeker een wit-rood-witte vlag heeft. Tuurlijk, er zijn er veel, maar dit jaar was er opeens ook een andere kleur bijzonder aanwezig. Oranje. Echt waar. Oranje shawls. Oranje boas. Oranje zonnenbrillen. Oranje petten. En dan niet dat halfslachtige vale oranje, maar echt oranje-oranje, óns oranje zeg maar. En dan niet per ongeluk. Want op heel van van die T-shirts stond gewoon knoetergroot ‘Holland’  te lezen. Daar is geen woord Frans bij. Ik begon met tellen hoeveel mensen een onmiskenbaar Nederlands oranje-attribuut droegen, maar ben bij 150 gestopt. Het waren er gewoon te veel, nog veel en veel meer. Mijn inschatting is dat 1 op de 20 á 30 mensen zoiets had, maar wie mij kent weet dat mijn inschattingen als het cijfers betreft niet de beste streetcred hebben. Maar het waren er veel. Dat weet ik zeker.

Ik  was geïntrigeerd. Wat was hier aan de hand? Ik ben dus maar eens gaan vragen, gewoon, in het wilde weg. ‘Oranje is een erg mooie kleur’, hoorde ik een paar keer, vooral van meisjes. ‘Wij zijn ook een klein land’, zeiden een paar anderen- Litouwers, want het bleken vooral Litouwers te zijn die oranje waren. ‘Nederland gaat winnen’ was ook een veel gehoorde verklaring. Deze mensen hadden zelf bedacht dat ze voor Nederland waren. Van een campagne, zoals slimme reclame jongens twee jaar geleden in Engeland bedachten nadat het eigen team bij het EK was uitgeschakeld en nadat Geenstijl met een Guardian poll pielde, was geen sprake.  Hoewel er in Litouwse supermarkten bij het bier wel petten in de vorm van een voetbal met een oranje klep verkocht worden.

Het moet de Litouwse steun geweest zijn die Oranje vandaag vooruit hielp en vrijdag vooruit zal helpen. Toch?

(foto van de b2g site gepikt- ik heb weinig, en van de oranjefans geen foto’s gemaakt.)

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Franka

voetbaloverlast

Als je, zoals wij, met jonge kinderen in een krachtwijk hebt gewoond, dan weet je wel zo’n beetje wat er aan overlast van buren te verwachten is. Onze zoon is een tijdlang met een CD met kinderliedjes naar bed gegaan omdat hij anders bang in zijn bed lag terwijl de buurjongen zijn vader met een mes bedreigde (weken achter elkaar, met geschreeuw, gehuil en allerlei ander lawaai tot gevolg). De ramen zijn een tijdlang potdicht gebleven omdat de andere buurman nat hout stookte (in zijn houtkachel in zijn houten uitbouw… levensgevaarlijk ook nog, afgezien van de rookoverlast). Maar hoe vervelend ook, je woont er samen, dus je maakt er samen het beste van.

Nu wonen wij redelijk op stand. In een hoekwoning in een blanke, grijze wijk waar nooit iets gebeurt. En dat blijkt. Want wie zijn nu de overlastgevers? Wijzelf. Al een aantal weken zien we ’s avonds, als er na het eten door de straatjeugd gevoetbald wordt op onze oprit, een bezorgde overbuurvrouw (80+) voor haar raam staan. Ze maakt zich duidelijk zorgen over haar auto, want als de bal onverhoopt de straat over mocht rollen, zou die daar inderdaad tegenaan kunnen komen. Of… nog erger, tegen haar plantjes. Want als de auto er niet staat, kan het zijn dat de bal in haar tuin komt. Dat is in de anderhalf jaar dat we hier nu wonen, welgeteld 1 keer gebeurd.

Maar ja, in een straat waar nooit iets gebeurt, valt dat uiteraard wel op. Na wekenlang voor het raam staan en boos kijken, blijkt dat wij niet stoppen met voetballen. Sterker nog, er komen steeds meer kinderen meedoen, want er is eindelijk eens iets te beleven. Dus trok de overbuurvrouw vanavond de stoute schoenen aan en sprak mijn man aan. Het blijkt dat ze zeer veel last van ons heeft. Voetballen op straat, dat is verboden. Als de bal in haar tuin komt, gaat ze de politie bellen. Niet om het een of ander hoor, maar er hebben hier in de straat nog nooit vlaggetjes gehangen. En… sinds wij hier in de wijk wonen, is het hier behoorlijk veranderd. Arme overbuurvrouw. Wat zou die een schok krijgen van echte overlast, zeg!

3 reacties

Opgeslagen onder Emma

buiten het boekje

Kasia is eigenlijk de dochter van Jacques Brel. Dat hebben we zo bedacht, omdat ze minstens zo goed Frans spreekt en Nederlands met hetzelfde accent. Of nuja, Nederlands, veel verder dan ‘ alstjeblief’, ‘dank je wel’ en ‘mijn vlakke land’ komt ze niet, maar toch. Toen Kasia een babytje was, bedacht papa Jacques, dat hij, met zijn drankgebruik enzo en zijn drukke sterrenleven eigenlijk niet zo goed voor haar kon zorgen. En omdat er een knoeperd van een wiskundeknobbel op haar hoofd zat, dacht hij, nou, laat ik haar eens onder brengen bij die aardige mensen in Minsk, allebei ingenieurs.

Als ik met Kasia op een terras zit, dan kun je er donder op zeggen dat er binnen vijf minuten jongeren (meestal jongens) bij ons aan tafel staan met een prangende vraag: ‘Where you from’. Leuk die interesse, echt waar. En zej wont prektis ingliski, een heel nobel streven. Maar toch kan het behoorlijk vermoeiend wezen. En daar kan je flauw van worden. Jaren geleden beantwoordde Marjet de vraag ‘ Where you from’ met ‘from Japan’. Ik moest echt heel dringend naar de grond kijken toen de jongen het nog geloofde ook, ik heb me rot gelachen. Tegenwoordig antwoord ik meestal eerlijk. Maar Kasia is dan from Belgium. En het is natuurlijk leuk dat dat ook gewoon voor zoete koek wordt aangenomen. Zelfs voor een overtuigde Wit-Russische nationaliste.

Weten jullie het nog, van Frans leren? Die allereerste conversatie uit het boekje? ‘Bonjour’, ‘ Bonjour’, ‘Ca va?’ ‘Ca va bien, et tu?’ ‘bien merci, au revoir’, ‘au revoir’. Iedere Nederlander die wel eens in een buitenland komt waar het niet wemelt van de andere buitenlanders weet al dat die conversatie eigenlijk bij het oud papier kan. In het eerste gesprek vallen namelijk de woorden ‘marihuana’, ‘prostitution’  en ‘ gays’. In Wit-Rusland is dat niet anders.

Als where-from is afgerond is het tijd voor de volgende ronde: ‘why here?’. Deze vraag dient met stevig pathos uitgesproken te worden. Want laten we wel wezen, een buitenlander die naar het saaie Minsk komt, is toch op zijn minst een beetje gek. Ze begrijpen er oprecht geen zak van. Ook deze vraag wordt wel eens weggelachen. (Ik ben hier voor de wereldkampioenschappen patience spelen, wisten jullie dat? En ik heb ook nog eens gewonnen.), maar meestal beantwoord ik hem serieus. Ik bedoel, als mijn gezellige persoonlijke gesprekken verstoord worden door mensen die Engels willen oefenen, dan mag ik er zelf ook best baat bij hebben toch?

Zodoende kan les 2 van het nieuwe cursusboek geschreven worden. ‘Chernobyl, ooooh, it is so long ago. It is not the danger anymore’. ‘No? but still many people are ill…’, ‘Yes, but they get the extra medical attention from the government…’  ‘And what do you think about the new power plant, that is going to be in Astravets?’ ‘ Yes I think very good’ ‘You don’t think it will be unsafe?’ ‘No, now government knows how to built.’. Dan krijgen we bier. En praten we over voetbal. Of over muziek, of over welke plaatsen in Wit-Rusland ik allemaal bezocht heb. En dan gaat het verder. ‘You know, two of my very good friends are very weak they have the many health problems and they were born in the 1986…’

Soms is dat omdat ik dan pas het vertrouwen heb gewonnen, vaker is het gewoon een tegenstrijdigheid in het denken: het is geen probleem en er zijn mensen ziek, kan best allebei. Som probeer ik daar dan met ze over te praten over die tegenstrijdigheid, vaak ook niet. Ik ging immers niet naar het terras om te werken, maar om te ontspannen en ik heb dit gesprek nu echt al minstens 100 keer gevoerd. Hier rekenden we dus ook op, toen vorige week er weer een jongen op ons af kwam, die keurig zijn beurt had afgewacht tot twee andere jongens klaar waren met het verwerpen van het homo-huwelijk. “I think your language is beautiful’ zei hij. En daarna ‘ But I think Belarusan is the most beautiful and French second.’. Ja, dat vond Kasia wel leuk natuurlijk.

1 reactie

Opgeslagen onder Franka

Arme mensen

Ik sta op het schoolplein van de peuterspeelzaal waar ik al eerder over schreef. Terwijl mijn zoon op de meest witte Montessorischool van de stad zit, gaat mijn dochter drie ochtenden in de week naar de peuterspeelzaal in een heuse krachtwijk. Ik sta in het zonnetje naar mijn dochter te kijken, die met een Antilliaans klasgenootje rondjes rond de zandbak fietst, als er een Turkse moeder naar mij toe komt. Ze wenkt dat ik achter haar aan moet lopen, en spreekt me aan op een geheimzinnige fluistertoon. “Ssst, andere moeders moeten niet horen wat ik zeg. Ik zal het aan niemand vertellen. Ik heb nog heel veel mooie zomerkleren van Sevic thuis. Bijna niet gedragen. Wil jij ze hebben?”.

Ik kijk haar verrast aan. Wat aardig! Maar er zijn toch veel meer mensen aan wie ze die kleren kan geven? Mensen die het waarschijnlijk veel harder nodig hebben om kleding te krijgen dan wij? Dan denk ik het te begrijpen: “O, nou, aardig van je. Ik ben wel benieuwd. Hoeveel wil je er voor hebben?”. Ze kijkt me haast verontwaardigd aan. Nee, nee, nee. Dat is niet de bedoeling! Ik mag ze krijgen van haar. “Bij de speelzaal worden kleren zo snel vies. Het is goed als jouw dochter meer kleren heeft. Dan kan ze elke dag schone kleren aan. En niemand hoort dat je ze van mij hebt, hoor!”.

Als ik naar mijn dochter kijk, begin ik te begrijpen waar ze op doelt. Mijn meisje heeft een oude, rose joggingbroek aan met te korte pijpen, en een even kort T-shirtje met vlekken. Onze kinderen lopen altijd in kleren die lekker zitten, waarin ze zich goed kunnen bewegen, en waarbij ze niet bang hoeven zijn om vies te worden. Sevic daarentegen loopt netjes gestreken over het plein, haar haren met strikjes en klipjes bij elkaar, in keurig gepoetste witte schoentjes. De moeder van Sevic heeft een goede bestemming gevonden voor alle kleren die wel te klein maar niet afgedragen zullen zijn: wij moeten wel heel arm zijn, dat we onze kinderen er zo slordig bij laten lopen…

4 reacties

Opgeslagen onder Emma

Wilders! Wilders! en een bange Franka

Het laatste postje op Jeuk! is van de dag voor de verkiezingen. Het wordt dus wel tijd voor een bericht dat het Nederland van na woensdag onder de loep neemt. Maar of dit nu het nieuwe Nederland is? Ik heb mijn analyses nog niet klaar, dus ik beschrijf het maar zoals het ging.

Vanochtend zat ik om vier uur in de nachttrein die mij naar Schiphol moest brengen. Ik ben geen fan van de nachttrein. Wel van dat ie rijdt als ik hem nodig heb, dat wel, maar ik vind het nooit leuk om erin te zitten. Stinkende, dronken mensen. Bah. Daar houd ik alleen van als het míjn stinkende dronken mensen zijn. Maar goed, nu moest ik, broodnuchter, met te weinig slaap en te veel tassen. Inderhaast een vlucht geboekt die om zeven uur vertrekt, dan heb je weinig keus.

In de trein gebeurde iets wat ik nog nooit eerder had meegemaakt, waar ik me al de hele dag rot over voel, waar ik bang van werd. Zowel over anderen, als over mezelf.

Op het perron stond een groepje dertigers, mannen, een stuk of tien. Ze waren fors aangeschoten, maar nog niet compleet lam. „Wilders! Wilders!“ schreeuwden ze toen ze zagen dat alle nachttreinconducteurs een kleurtje hadden. Ze moesten heel hard om zichzelf lachen. En ze hielden er niet meer mee op, noch met het lachen, noch met het „Wilders!“ roepen.

Toen er een zwarte man langsliep, kreeg hij toegeworpen: „Maar jij mag blijven hoor, want jij bent mijn vriend.“ Hilariteit alom en druk om hen heenkijken, of iedereen wel zag wat voor goede grappen ze maakten. Maar ik denk dat alleen de vorm (hahaha) in grapvorm was. Ik heb geen idee, want ik ken ze niet, maar ik denk eigenlijk dat ze het gewoon meenden. Ze gedroegen zich alsof ze wisten dat hun gedrag sociaal onacceptabel was, maar dat niemand ze wat kon maken. Ze gedroegen zich als de koningen, de machthebbers van het perron. En dat waren ze ook. „Wilders!“, „Wilders!“

Natuurlijk deed ik mijn best om niet bij deze gasten in de coupe te komen, maar dat mislukte. Ze stapten twee deuren verder in maar kwamen toch bij mij uit- klaarblijkelijk was er in die andere wagon iemand aan het kotsen. Het Wildersgeroep hield aan. En toen er een zwarte jongen langsliep, kreeg hij een vraag voorgelegd. „ Hee, hee. In Afrika gaan mensen dood van de honger want weh ebben geen geld om ze te eten te geven. Maar waarom moeten Afrikanen hier dan wel eten krijgen?“ De jongen liet ze met opgeheven hoofd een grote grijns zien en liep zwijgend door.

Ik had die jongens erop moeten aanspreken. Op een vriendelijke manier, meisjesachtig desnoods. Zo van: „ Hee, sorry dat ik zo nieuwsgierig ben, maar ik vroeg me af, maar op wat voor antwoord had je nu eigenlijk gehoopt? Waarom? Nee, kijk ik vraag het, ik ken die jongen niet natuurlijk, maar ik weet dat ik me denk ik heel rot had gevoeld, als zo’n vraag aan mij was gesteld. En misschien ook wel een beetje bang. Was dat misschien de bedoeling? En waarom dan?“

Maar ik deed niets. Helemaal niets. Uit pure lafheid. Zij waren met tien, ik met een. Ik was kapot van een nacht met bijna geen slaap en een zeer ingewikkeld weekend. Ik had zware tassen. Ik dacht bij mezelf: „Gut, ik benz o blij dat ik er gewoon Nederlands uitzie.“ En ik schrok me vervolgens wild van die gedachte. Want ook ik dacht nu in termen van wij-zij en huidskleur. En het feit dat ik niet zo word nageroepen, maakt het niet minder mijn probleem.

5 reacties

Opgeslagen onder Franka

Waarom ik op Linda Voortman stem

(Hoewel ik nu even andere dingen aan mijn hoofd heb, wilde ik dit tekstje, dat ik gisteren schreef, toch posten)

Waarom journalisten best mogen zeggen wat ze stemmen

Journalisten dienen hun werk zonder vooringenomenheid uit te voeren en altijd hoor en wederhoor te plegen. Ben ik het helemaal mee eens: een prachtige leidraad. Sommige mensen vinden echter dat dat betekent dat je ook de wereld zonder vooringenomenheid dient te benaderen. Ik geloof niet dat dat kan. Een journalist is altijd ook een mens. Iemand die gelooft bijvoorbeeld, of niet. Iemand met een flinke hypotheek, of juist niet, iemand die, mocht er een lieve regering zitten, best graag veel belasting betaalt of iemand die het hele concept belasting eigenlijk verwerpt. Je kunt niet met onderwerpen bezig zijn en er helemaal nooit het jouwe van denken.

Veel mensen geloven dat je, als je je politiek uitlaat, als journalist je onafhankelijkheid verliest. Ik geloof niet dat dat het geval is. Ik ben een typische GroenLinkser en ik daag iedereen uit dat terug te zien in mijn werk. Mocht het je lukken, laat het me weten, ik ben heel nieuwsigierig.

Politiek actief zijn is een ander verhaal dan je politieke mening geven. Ik vind dat je daar als journalist terughoudend mee moet zijn, tenzij je er volkomen open over bent en iedereen weet wat jouw kleur is. Ik ben niet politiek actief. Een laatste thema is vriendschap tussen politici en journalisten. Dat kan natuurlijk eigenlijk niet, je tast je onafhankelijkheid er immers mee aan. Je gunt het je eigen vrienden meer en je zult ook minder snel geneigd zijn over je eigen vrienden kwaad te spreken. Maar vriendschappen met politici zijn niet altijd te voorkomen. Het kan immers best dat in je vriendengroep uit je studententijd de één politicus wordt en de ander journalist. Zeker in mijn vriendengroep is dat het geval en geen wonder. We zijn vrienden geworden omdat we allemaal een grote muil hadden over onderwijs. Bijvoorbeeld in de universiteitsraad. Ik stem dit jaar op een vriendin, mijn oud-fractiegenote Linda Voortman. Ik zou het leuk vinden als jullie dat ook deden.

Waarom ik op Linda Voortman stem

Op één uitzondering na (toen een vriend semi-verkiesbaar was bij een andere partij waar ik het inmiddels teveel mee oneens ben) heb ik altijd GroenLinks gestemd. Ik voel me daar als links-sociaal-liberale optimist prima thuis. GroenLinks is een denkende partij, die niet doet aan populisme. Het is een rechtvaardige partij, of links, voor mij hangt dat samen. Maar het is zeker geen laffe partij: natuurlijk moet er bezuinigd worden en ja, het ontslagrecht mag zolangzamerhand best op de schop. Het is een groene partij. Hoewel ik niet geïnteresseerd ben in milieu, vind ik het wel belangrijk en ben ik blij dat ik weet dat met mijn stem zonder dat ik er zelf al te veel over na hoef te denken toch het juiste wordt gedaan. En, ook heel belangrijk: het is een positieve partij. Ja, er is een heleboel mis in Nederland en de wereld, maar in plaats van bij de pakken neerzitten pakken we de problemen aan!

GroenLinks heeft ook een aantal nadelen. Zo is het een waanzinnig elitaire partij. Linda Voortman, die op nummer 10 staat en dus waarschijnlijk verkiesbaar is, is daar wars van. Hoewel ze twee ‘vage’ studies deed, Engels en Literatuurwetenschap, heb ik haar volgens mij nog nooit Habermas in de mond horen nemen, en zeker niet alsof ze vond dat dat iets zou verklaren. Linda kent de theorie wel, maar wordt er niet door gedreven. Ze gaat voor de praktijk. Haar poten zitten altijd vol modder: als het niet al zo is, dan zorgt ze er wel voor.

Linda heeft het grote talent dat bij belangrijke besluiten meteen de mensen over wie het gaat opzoekt en razendsnel doorheeft waar de feitelijke knelpunten liggen. De ambtelijke rapporten leest ze wel, kent ze wel, maar ze zet er altijd die andere inzichten tegenover. Om vervolgens zelf, en onafhankelijk, tot een mening te komen. Dat heeft ze in haar termijnen in de Groninger Gemeenteraad duidelijk laten zien.

Daarnaast vind ik het mooi dat Linda onderwijs net zo belangrijk vindt als ik. Dat bleek bijvoorbeeld ook uit haar werk bij de FNV, waar ze mede-verantwoordelijk was voor de schoonmaakCAO (en dus ook de stakingen). Natuurlijk kun je achter je bureau prima namens de schoonmakers spreken en hun dossier behandelen. Maar Linda gelooft er heilig in dat zelfs schoonmakers die weinig scholing hebben en soms zelfs nauwelijks Nederlands kunnen, voor zichzelf op kunnen komen, als je ze maar helpt. Zo worden die mensen dus niet alleen die paar procent rijker.

Ik hoop dat ze straks, als ‘mijn’ kamerlid, op dezelfde positieve manier uit mensen kan halen wat erin zit, en die enorme stapels papier blijft beschouwen als slechts een deel van het verhaal.

Linda heeft een blog, op www.lindavoortman.web-log.nl En ze twittert, @lindavoortman

2 reacties

Opgeslagen onder Franka

Ontmoeting

Ik zit in de trein, tweedeklasse, maar wel in mijn sollicitatiepak, dus op en top ‘yup’. Zeker als ik mijn laptop uit mijn tas haal. Schuin tegenover me, aan de andere kant van het gangpad, zit een man zich duidelijk aan me te storen. Hij kan het dan ook niet laten: “Wil je mijn mail even checken?”. Ik glimlach maar eens vriendelijk, en zeg dat ik geen internet heb in deze coupe. Er ontstaat een gesprek, waarbij de man zich nogal cynisch uitlaat. Internet zit alleen in de eerste klas, dat is voor mensen die daar voor betalen. Hij wil weten wat ik doe, en lacht schamper. “Daar gaan bakken met geld naartoe, naar onderzoekjes die resulteren in een mooi rapportje en waar vervolgens geen reet mee gebeurt”. Nee, waar echt geld naartoe zou moeten, daar wordt flink op beknibbeld.

De man blijkt in de jeugdzorg te werken. Zijn handen vol heeft hij eraan, maar hij doet het met zijn hart. Zolang hij op zijn gevoel mag werken, boekt hij de leukste resultaten met die kinderen. De betaling is pet, maar goed, hij is wel nuttig bezig. Zo anders dan die mensen die maar algemene protocolletjes bedenken voor individuele gevallen, en perverse betalingssystematieken waardoor het enige belang lijkt om zoveel mogelijk kinderen afhankelijk van hun zorg te houden. En zo een ben ik er dus duidelijk ook, beluister ik.

Het gesprek komt op ‘de maatschappij’, en de prioriteiten die ‘we’ stellen. Mensen zouden meer gelukkig moeten durven zijn, minder het grote geld nastreven. Maar daar doen ‘we’ niets aan, aldus de man. ‘We’ steken ons kop in het zand en werken door. Of ons werk nu zinvol is of bullshit. We krijgen het al snel over politiek. De man en ik blijken dezelfde partij aan te hangen, en opeens ben ik minder gevaarlijk. Ik leg uit, dat ik mijn werk soms ook onbevredigend vind, omdat het vaak zo nutteloos lijkt. Maar dat het me wel veel tijd geeft om bij mijn gezin te zijn. Het blijkt dat de man zelf ook kinderen heeft in de leeftijden van mijn bengels. Weer een punt waar we elkaar vinden.

Als ik uitstap, krijg ik een hand van de man. Hij vond het leuk dat ik normaal op hem reageerde, terwijl hij zelf zo bozig deed. En een mevrouw die na mij uitstapt, zegt dat ze het leuk vond om dit gesprek en de ontwikkeling ervan te volgen. “Stof tot nadenken”, zegt ze, en loopt door. Ik heb niet kunnen werken tijdens deze treinrit. Maar dat vind ik helemaal niet erg.

2 reacties

Opgeslagen onder Emma

Liever een Lada van acht jaar oud dan een nieuwe Ferrari

Ik ben sinds gisteren weer in Minsk. Wat observaties en hoe dat voelt.

* Mijmerig: Als je bij heldere hemel van Amsterdam naar Minsk vliegt, dan zie je onder je de politieke geschiedenis veranderen. Nederland is keurig tot op de vierkante centimeter ruilverkaveld. In Duitsland is alles wat groter en grootser. In Polen zijn de velden wat meer versnipperd, rommeliger: er is meer echte natuur over. En in Wit-Rusland zijn de akkers werkelijk enorm: Kolchozen en sovchozen.

* Mijmerig 2: In Nederland hebben de meeste voetgangerslichten knopjes en de verkeerslichten voor auto’s meldkabels. In Wit-Rusland bestaat dat bijna nergens. Wie beslist of het licht groen is, de staat of de mensen zelf?

*Zenuwachtig: Ik ga de hoofdpersonen van mijn boek voorleggen of ze kunnen leven met de manier waarop ik ze neerzet. Iets met wederzijds vertrouwen. Zij laten mij wekenlang toe in hun leven, dan is hun veto accepteren als ze ergens niet blij mee zijn wel het minste. Ookal heb ik alles keurig op tape.  Maar als ze hun fiat niet geven kan dat leiden tot heel fundamentele wijzigingen waar ik echt niet op zit te wachten. Dus dat zou diplomatiek masseren worden- vervelend want ik ben van nature geen huichelaar en sommigen van die mensen zijn vrienden.

* Opgelucht: Mijn tolk en fixer Paulina was vandaag het eerste slachtoffer, met haar moet ik het hele boek bespreken. Ik heb ook opgeschreven hoe stroef de samenwerking in het begin ging. Hoe hard we allebei moesten werken om elkaar te begrijpen. Ik wist van te voren niet of zij door had dat ik ook dat soort dingen over haar wilde opschrijven, niet alleen haar Tsjernobylverleden. Maar ze zei enthousiast: ” Ja! Zo ging het!”

* Puzzelig: Ik vertaalde haar hoe ik heb opgeschreven dat ik haar vorig jaar vroeg om de eigenaar van de nachtclub ‘ Reaktor’ bellen om te vragen hoe hij bij die naam kwam. Zij vond dat onzin en ze deed het alleen omdat ik haar baas was. Ik had ook opgeschreven wat ik dacht dat zij dacht dat ik dacht. Ze moest heel hard lachen. ” Ja, dat klopt ook nog!” en ze zei: ” Ik weet nog dat die man het echt een heel domme vraag vond!”  Ik zei: ” Nou, dan waren jullie het in elk geval eens.” Waarop Paulina zei: ” Nee. Ik vond de vraag irrelevant, hij vond hem dom. Dat is iets heel anders.”  En nu wil ik dat citaat van haar eigenlijk opnemen in het boek. Maar het past er natuurlijk niet tussen in dat hoofdstuk. En om nou in het laatse, afsluitende hoofdstuk, de reacties van de hoofdpersonen over zichzelf op te nemen, dat wordt wel heel erg Droste.

* Trots. Moet ik om half 11 ’s avonds naar een festival in Silitsi een dik half uur  buiten Minsk, en rijden er geen bussen meer, nou, dan ga ik er toch gewoon heen met twee jongens die geen Engels kunnen in een aftandse Lada? En als ik dan later bij een vriendin in Malinovka ben blijven slapen en ze slaapt nog en ik moet vroeg de deur uit, dan zoek ik toch zelf even uit met welke Marsjroetka ik bij Njamiga kom? Geen probleem.

* Maar waar ik vorige keren in Minsk het meeste trots uit haalde, dat ik na zes weken eindelijk door had welke uitgang ik bij metrostations moest hebben, daar heb ik nu weinig meer aan. Ik sta traditiegetrouw weer eerst drie keer verkeerd bovengronds voor ik de goede route te pakken heb. Richtingsgevoel is niet mijn grootste kwaliteit.

* En de winnaar: droef. Als mensen die me dierbaar zijn iedere keer dat ik ze zie weer meer alcohol drinken, zelfs als ik dacht dat dat niet kon, doet dat me pijn.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Franka

Waarom ik van Wit-Rusland houd

Ik zit nu in mijn nieuwe huis te wachten tot het vriendinnetje met wie ik vanavond nog even wat ga drinken dr kinders in bed heeft gelegd. Mijn spullen liggen op een grote hoop te wachten tot ze in mijn tas mogen: morgen. Morgen vlieg ik weer naar Wit-Rusland. En jullie hadden nog een blogje van me tegoed over waarom ik zo van dat land houd.

Wit-Rusland is  een dictatuur, dat weten jullie nu wel. Wit-Rusland is behoorlijk arm, ook dat was al duidelijk. Ook dat het land een zeer gebrekkige eigen identiteit heeft, en dat bijna niemand kan omschrijven wat ‘Wit-Russisch’ is, heb ik hier al geschreven. Zo over de brug genomen, is Nederland er op alle fronten beter aan toe dan Wit-Rusland. Maar vraag een Nederlander naar zijn land en hij ontaardt in gezeik. Vraag je een Wit-Rus naar Wit-Rusland, dan wordt hij of zij even stil, dan gaan de ogen dicht en dan komen de mijmeringen. Over de ongerepte oneindige natuur, over de zachtglooiende heuvels in het Noorden, over de koolzaadvelden, over het geweldige eten dat de opa’s en oma’s maken, over de prachtige rivieren Dnjepr, Pripyat en Svitsloch. Het gaat verder, dat de Wit-Russische meisjes de mooisten van de wereld zijn, dat Minsk zo’n heerlijke rustige stad is, met zo weinig criminaliteit en dat de mensen er zo aardig zijn.

Natuurlijk is dat ingegeven door propaganda. De kinderen leren dit op school. Dat is niet fris, het vak ideologie hoort daar wat mij betreft niet thuis en dit soort opgelegd ‘patriottisme’ maakt ook dat mensen denken dat aan dat geweldige land niets meer te verbeteren is. Maar echt, die verhalen, die liefde, op het moment dat je over het land praat, dat ménen ze wel, ze ménen het echt. Het komt, om het maar eens heel Slavisch te zeggen, uit hun ziel. Ik vind dat heel mooi. Ik houd van de manier waarop zij van hun land en landschap houden.

In Nederland is iedere vierkante meter in kaart gebracht. In Wit-Rusland niet, daar kan de natuur nog vaak gewoon zijn gang gaan. De natuur, die overigens wel wild, maar nooit ruig is. Als ik daar op een mooie zomerdag ben met mensen die menen dat ze op de mooiste plek op de wereld (waar ze op zich niet zo veel van gezien hebben) zijn, bij een huisje zonder warm water, terwijl we uitkijken op de rivier of die lieflijk glooiende heuvels en we dat heerlijke eten eten, dan ben ik ook in de hemel hoor…

Wit-Russen zijn aardig. Natuurlijk, je treft nog vaak genoeg mensen die bang zijn voor buitenlanders, dat is een Sovjettrekje dat niet zomaar over gaat. Maar meestal wordt je hartelijk ontvangen, met veel eten, drank en heel veel onbevangen vragen, waar meestal geen oordeel in zit. Op straat of in de kroeg wordt je aangesproken, ook door mensen die geen Engels kunnen. Gewoon, omdat ze nieuwsgierig zijn en ze die nieuwsgierigheid willen bevredigen en ze willen laten weten dat je wat hen betreft welkom bent in hun land.  Een andere Sovjetregel, dat je niet met buitenlanders mag praten, heeft het bij veel mensen gewoon verloren van de natuurlijke drang tot gastvrijheid. Overigens strekt het hebben van een witte huid voor deze ontvangst wel tot de aanbeveling, want het land is behoorlijk racistisch.

Aan de mensen die ik sprak voor mijn boek vroeg ik meestal ook wat ze van het onderwerp vonden. Of ze het belangrijk vonden, relevant. Veel mensen vonden van niet. Dan vroeg ik vervolgens altijd waar zíj het boek over zouden schrijven, als ze mij waren. Natasja, die in 1992 (toen pas! zes jaar na de ramp! goed, dat is een zijlijn) uit de Tsjernobylzone naar Minsk geëvacueerd is, zei: over het karakter van de Wit-Russen. Dat is het meest rustige en geduldige volk dat bestaat.

Daar heeft ze misschien wel gelijk in. En het is meteen de kracht en de zwakte van het land.

(Ik hoop dat het zo niet te vaag is? En natuurlijk, het is ook een fijn land voor mij omdat ik mijn werk daar zo leuk vind en omdat ik er vrienden heb, etc. Maar dit is geloof ik waar het om draait.)

3 reacties

Opgeslagen onder Franka

Oneerlijk

Ik geef u drie situaties:

1. Er belt ’s ochtends vroeg een wildvreemde man aan bij een vriendin, omdat hij snel 15 euro wil lenen. Ze zal het binnen een uur van hem terugkrijgen. Dat gebeurt niet. Vrienden van alle kanten hebben een mening over deze oplichter en het feit dat de vriendin in kwestie hem het geld wel ‘geleend’ heeft.

2. Een neef ontmoet zijn nicht, die hij jaren niet gezien heeft. Hoewel hij daar blij om is, vindt hij het naar dat het meisje in kwestie het niet getroffen heeft in het leven, en financieel behoorlijk aan de grond zit. Hij is zo bang dat hij zich verantwoordelijk voor haar gaat voelen, dat hij verder contact even afhoudt.

3. Een tandartsassiste in Nederland vindt het zo erg dat de mensen in Afrika geen tandheelkundige hulp krijgen, dat ze besluit om een week lang met tandartsen naar Nairobi te gaan om mensen daar gratis te helpen. Ze heeft zelf weinig geld, en spaart haar ticket bij elkaar door rommelmarkten te houden en geld in te zamelen.

Deze drie voorbeelden zijn er slechts een paar van hoe oneerlijk de welvaart is verdeeld. Hoe goed sommigen het hebben in tegenstelling tot anderen, en hoe we daar individueel op reageren. In het groot, dan wel in het klein. Volgens mij is dat precies waar de huidige verkiezingen ook om gaan. Willen we dat de welvaart eerlijker wordt verdeeld, of niet? En in hoeverre zijn we bereid om daar onze eigen levensstandaard voor aan te passen?

Het is mijns inziens jammer dat de politici in de debatten zich vaak zo abstract over dit eerlijk delen uitlaten. Ze houden zich bezig met een papieren werkelijkheid, die grote invloed heeft op de werkelijkheid van vlees en bloed in het dagelijks leven om ons heen. De verontwaardiging komt pas als een programma als Netwerk dit inzichtelijk maakt, hoe gekleurd ze dat misschien ook deden. Hopelijk maken we 9 juni met zijn allen keuzes die zorgen dat er geen bedelaars meer met smoesjes langs de deur hoeven. Dat neven en nichten gewoon contact met elkaar durven hebben en tandartsassistenten niet hun halve huisraad hoeven verkopen om Afrikanen te helpen met hun gebit.

6 reacties

Opgeslagen onder Emma

Ja, ik werk dus door tot aan de bevalling

Als, of laten we uitgaan van wanneer, het Australische parlement voor 1 januari 2011 een nieuwe wet voor betaald zwangerschapsverlof aanneemt, is de Verenigde Staten het enige overgebleven Westerse land dat enkel onbetaald verlof aanbiedt.

Anders gezegd, van de 168 landen die laatst werden onderzocht in een studie van Harvard University, boden slecht 5 landen geen enkele vorm van betaald zwangerschapsverlof aan. Dit waren Swaziland, Lesotho, Papoua Nieuw Guinea en, Australië en de VS.
Dit betekent dat allerlei andere landen waarvan u het misschien niet zou verwachten best goede verlofregelingen aanbieden.

Zomaar een willekeurig rijtje:
Senegal – 14 weken / 100% van het salaris
Afghanistan – 90 dagen / 100% van het salaris
Bulgarije – 1 jaar / 100% van het salaris
Myanmar – 12 weken / 66.7% van het salaris
Irak – 62 dagen / 100% van het salaris
Bangladesh – 16 weken / 100% van het salaris

Kijk, het is natuurlijk de vraag of vrouwen in deze landen kunnen werken op de manier die zij willen en in de baan die zij willen, maar daar gaat het vandaag niet om. Ze krijgen namelijk in ieder geval wel zwangerschapsverlof.

Hoe zit het dan in de VS?
In 1993 is tijdens Bill Clinton’s presidentsschap de Familiy Medical Leave Act (FMLA) ingevoerd. Deze wet garandeert iedereen werkzaam voor een bedrijf met meer dan 50 werknemers het recht op een maximum van 12 weken onbetaald zorgverlof per jaar. De garantie is een baangarantie, wat betekent dat er tijdens deze twaalf weken niemand anders aangenomen mag worden (behalve ter vervanging) om de werkzaamheden te verrichten.

Sommige staten hebben deze wet ook verplicht gesteld voor kleinere bedrijven, en in vijf staten zijn werkgevers verplicht een short term disability verzekering aan te bieden aan hun werkgevers, zodat de verzekering tijdens de twaalf weken onbetaald verlof eventueel een gedeelte van het salaris van de werknemer kan betalen. Sommige werkgevers, waaronder die van mij, bieden werknemers zelf de keuze voor een short term disability verzekering aan.

Helaas is short term disability meestal geen vetpot. Voor een vaginale bevalling staat medisch gezien een standaard maximum van zes weken verlof, waarvan de eerste twee niet gedekt zijn door de verzekering.

Concreet betekent dit alles voor mij, dat ik, net als tijdens mijn eerste zwangerschap, als het goed gaat ook deze keer doorwerk tot aan de bevalling. Vervolgens neem ik twaalf weken onbetaald verlof, waarvan ik in de derde, vierde, vijfde en zesde week 75% procent van mijn salaris krijg uitbetaald.

Er zijn natuurlijk grote, vaak Europese of Aziatische, multi-nationals waar betere betaalde verlofregelingen zijn, maar over het algemeen is mijn situatie een gangbare situatie voor de meeste Amerikaanse vrouwen.

Dus, langs deze weg wil ik het nog eenmaal duidelijk maken aan al mijn familie, vrienden, bekenden, lotgenoten, en loglezers en lezeressen.
NEE, ik ben nu nog niet met verlof! En als alles goed gaat, ga ik ook niet volgende week met verlof. Pas op het moment dat ik bel, email, sms, tweet en log over de geboorte, en u foto’s kunt bekijken van ons nieuwe nageslacht, pas dan is mijn verlof begonnen.

1 reactie

Opgeslagen onder Cisca

Terug naar de kleuterschool

Sinds de jaren 60 hebben de ene na de andere onderwijshervorming zich op elkaar gestapeld. Kleuterscholen en lagere scholen werden basisscholen, mavo en vbo werden vmbo, klassikale lessen werden zoveel mogelijk afgeschaft en vervangen door het studiehuis, het Bachelor-Master systeem is ingevoerd, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Leraren en ouders waren vaak verre van blij met deze ontwikkelingen, en niet in de laatste plaats vanwege de achteruitgang in kwaliteit die dit met zich mee bracht. Want ook de klassen werden groter, de scholen massaler, en de tijd die je als docent voor je leerling had, minder.

En nu komt de onderwijsraad met een advies. Driejarigen moeten naar de basisschool kunnen. Steeds minder driejarigen worden door hun ouders opgevoed. De opvoedingstaak komt steeds meer bij kinderdagverblijven te liggen, en die hebben, naar de mening van de onderwijsraad, te weinig pedagogische basis. Zo. Dat is gezegd. Fijn dat iemand het opmerkt. Mijn dochter is met twee en een half jaar expres naar een peuterspeelzaal gegaan om nog iets aan uitdaging te krijgen, behalve de bak klei die bij het dagverblijf op tafel wordt gegooid met de mededeling “red je ermee, veel plezier”.

Met de komst van driejarigen op scholen vindt de onderwijsraad dat er op de pabo een specialisme ‘jonge kinderen’ moet komen en dat huidige medewerkers moeten worden bijgeschoold. Feitelijk moet de ‘kleuterjuf’ dus terugkomen. Maar is dit nu het ei van Columbus? Weer maar een nieuwe hervorming in het basisonderwijs, waarmee een eerder gemaakte ‘fout’ zou moeten worden hersteld? 100 a 200 miljoen euro wordt er voor uitgetrokken… is dat toereikend? En zou het niet handiger zijn om de kwaliteit van de kinderopvang aan te pakken? Bijvoorbeeld door peuterspeelzaal en kinderdagverblijf te integreren. Daarmee haal je de kwaliteit van de peuterspeelzaalmedewerker binnen in het dagverblijf, zodat hun kennis en ervaring ook ten goede komt aan de kinderen die jonger zijn dan 3. En de gemeentelijke subsidies die nu naar peuterspeelzalen gaan, kunnen dan worden aangewend om de medewerkers op kinderdagverblijven goed te scholen en beter te betalen als ze ook gekwalificeerd zijn.

Misschien is dat ook niet de oplossing, hoor… maar dit idee van de onderwijsraad riekt wel erg naar sentiment naar het verleden, ‘toen alles nog goed geregeld was’. Als je dan toch WEER wilt hervormen, kijk dan eens wat breder, naar betere alternatieven.

6 reacties

Opgeslagen onder Emma