Auteursarchief: Franka

Top

Mijn verblijf in Palestina was vorig jaar niet de enige gelegenheid waarbij ik vreemd ging, blogwise. Ik was ook in Tanzania, waar bergen werden beklommen en scholen werden uitgezocht.  Mijn belevenissen aldaar vind je hier. (En die van anderen trouwens ook.)


Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Franka

Check

Kerst bracht ik dit jaar door in Bethlehem. Een bijzondere ervaring. De kerstnachtmis, in de geboortekerk. de prachtige sjaal, die ik van mijn ‘gastmoeder’ kreeg. De vele gesprekken met moedige mensen die we hadden. Maar één ervaring zal me waarschijnlijk het meeste bijblijven. Daarover schreef ik  hier. (Ook over die gesprekken kun je daar trouwens lezen, in posts van mijn medereizigers.)

 

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

Wat zouden jullie zeggen?

Vorige week was ik op bezoek bij een Nederlandse vriendin in Manchester. Met haar extreem schattige tweeling van bijna acht maanden zaten we in de bus. De jongetjes hadden een speen in met een spinnenweb erop, want we gingen naar een Halloween Dance Party voor ‘underfives’.  Ik vond het leuk om te zien hoeveel de baby’s van elkaar verschilden. Allebei waren ze nieuwsgierig naar mij, maar de een wilde me steeds aanraken en zocht contact, terwijl de ander de kat uit de boom keek. M. (ja, om met mij bevriend te zijn moet je naam bijkans wel met een M beginnen geloof ik) vertelde hoe leuk ze het moederschap vond. Een gezellig, gemoedelijk gesprekje terwijl de bus een groene yuppenwijk inreed. Op een gegeven moment hadden we het over Nederland. Voorlopig blijft ze nog wel even in Engeland, maar M. vroeg zich af of  ze eventueel ook weer in Nederland zou kunnen wonen. Of het daar prettig is. Wat zouden jullie zeggen? En is het nu relevant te vermelden dat M.’s zoontjes half Koerdisch zijn, en dat haar vriend een vluchtelingenstatus heeft?

 

5 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

Waarom ik Grieks het nuttigste middelbare schoolvak vond

Zes jaar lang leerde ik Griekse woordjes uit mijn hoofd. Zes jaar lang schreef ik in mijn agenda dat ik rijtjes moest gaan stampen. Dat Tirocinium Graecum moest er van kaft tot kaft in, wilde ik ooit mijn diploma halen. Jaja en als je stiekem op het gras loopt in de Dieptetuin, dan gaan de kinderklokken luiden. Want zes jaar lang leerde ik die vervoegingen en verbuigingen niet. En dat VWO diploma sleepte ik dus toch in de wacht, mijn zwakke plekken waren economie en wiskunde en zeker niet de talen…

Hoewel ik me dus altijd verre van rijtjes heb gehouden, rakel ik luo nu nog probleemloos op. Luo, lueis, luei, luomen, luoesi, luein. Losmaken. Ik maak los, jij maakt los… Daar houdt mijn kennis van het Oud-Grieks op dit moment wel op.  Verder is alles, ja ik schreef alles, wat ik bij Grieks en Latijn heb opgedaan vervlogen.

En toch vond ik Oud-Grieks het nuttigste middelbare schoolvak dat ik heb gevolgd. Om twee redenen:

Op de middelbare school werk je met handboeken, geschreven door (hopelijk) ervaren docenten. Die schrijven vooraf vastgestelde stof zo op, dat de gemiddelde middelbare scholier hem kan begrijpen en gemakkelijk kan onthouden. Er staan oefeningen bij om de leerling daarbij de helpen. Ook de geschiedenisboeken waren zo. Prima. Effectief. Maar bij Grieks ging het er anders aan toe. Homerus had geen pukkelige puber voor ogen toen hij de Illias optekende. Sophokles had nog geen aflevering van Goede Tijden Slechte Tijden gezien, toen hij de karakters van Antigone en Elektra vorm gaf. En toch moesten wij ermee aan de slag. Hup, toe maar, vertaal maar. Met meestal het woordenboek en de grammatica erbij, maar toch. Om de tekst te begrijpen moet je niet alleen de taal begrijpen maar ook de tijd. En dat wordt van scholieren meestal niet gevraagd.

Als historica en journalist vind ik het nog altijd fijn dat ik al zo vroeg heb geleerd naar de oorspronkelijke bronnen te kijken. Dat ik heb aangeleerd om die erbij te pakken (‘ja, want hoe staat dat eigenlijk in de bijbel, in het Grieks?) en heb geleerd hoe je er mee om moet gaan. Ook als mens ben ik er rijker van geworden. Want natuurlijk, dat verhaal van Elektra is natuurlijk honderd keer mooier dan de aflevering van GTST van gisteren. En misschien wel duizend keer meer actueel.

De tweede reden dat ik Grieks zo’n nuttig vak vond, is dat de taal zo anders is dan de onze. In het begin heb je heel weinig houvast, maar je moet hem je toch gedeeltelijk eigen maken om er wat van te bakken. En dat lukt, ookal ben je dertien. Zo leer je al heel jong af om bang te zijn voor vreemde talen. Staat er iets in een Zweedse krant, waar je geen woord van begrijpt? Bekijk de tekst toch maar even. Staan er woorden in die je kent of herkent? Wat voor plek nemen die in in de zin?

Daarnaast is het gewoon handig om kennis van een taal die zo op grammatica gebaseerd is als het Grieks. In onze eigen taal is zinsvolgorde heel belangrijk, en dat is moeilijk om los te laten als je een nieuwe taal oppakt. Tenzij je dus al jong die andere structuur je kop in hebt moeten persen. Ik heb ooit een cursus Spaans gedaan met M, een vriendin met wie ik trouwens ook Russische les volgde. M is onmiskenbaar slimmer dan ik en beter in talen leren. Maar op haar VWO diploma staat geen gymnasiumaantekening. En echt, ik had veel minder moeite met het snappen van de grammaticaregels dan zij. Maar zij leerde de rijtjes wel veel gemakkelijker uit haar kop, dat dan weer wel. Had ik me misschien daar ook maar jong in moeten trainen.

5 reacties

Opgeslagen onder Franka

So long and thanks for all the…

In mijn werkkamer slapen nu vier Wit-Russen. Eén van hen ken ik, uit een kroeg in Minsk, waar een groep jongeren die graag Wit-Russisch spreekt elke tweede dinsdag van de maand bij elkaar komt. Een ander heb ik ook wel eens ontmoet, maar had ik zelf niet onthouden. De andere twee ken ik niet, dat zijn hun vriendinnetjes, waarvan ik niet eens wist dat ze mee zouden komen.

Ik ben me op dit moment een slag in de rondte aan het het werken om alles af te krijgen voor ik volgende week op vakantie ga. Houd uw commentaar over slechte planning maar voor u, ik ken het al en ik onderschrijf het ten dele. Ik kan nu eenmaal slecht ‘nee’ zeggen. Als ik gevraagd word naar Hilversum te komen, en ik zeg ‘alleen als je echt niemand anders kan vinden’ en ik word ingeroosterd, dan ben ik loyaal. Nou goed, daar gaat dit stuk niet over. Wat ik bedoelde te zeggen: het bezoek van deze Wit-Russen had op bijna geen slechter moment kunnen komen.

Over het algemeen vind ik het gezellig om logees te hebben. Ik vind het leuk om voor ze te zorgen (tot grote frustratie van ex S. haalde ik voor hen wel altijd een mooi ontbijt in huis en voor hem haast nooit en ruimde ik voor logees wél het huis op) en ik vind het fijn om sloom te zijn met leuke mensen. Als je vrienden maar weinig ziet, dan is alle tijd die je samen doorbrengt opeens  ‘quality time’, je moet voortdurend bijpraten, wil elk moment van elkaars gezelschap opzuigen. Dat is fijn, maar de vriendschap bestond ooit ook uit andere dingen.  Vrienden zijn de mensen met wie je je het lekkerst verveelt. En de ontbijttafel is daar een uitgelezen plek voor.

In mijn eerste jaar in Londen hadden we meer dan vijftig logees. Die meestal in setjes kwamen, maar toch, ons huis was een behoorlijk zoete inval. Geweldig vond ik dat, want ik miste mijn vrienden zo, en nu had ik ze opeens een week om me heen! En ze hadden vakantie, waren ontspannen, hadden de tijd. Ik kon met hen van de stad, die ik over het algemeen al niet meer als toerist bezag, genieten.

Maar een last was het toch ook wel. Ik had een drukke baan, thuis. En ik moest mezelf aan het werk zetten. Dat is lastig als er mensen in je werkkamer slapen met wie je dolgraag de hele dag wilt optrekken. S. vertrok voor zijn werk elke maandag naar ergens in Europa en kwam pas op donderdag thuis. Dan was hij gesloopt en waren gasten niet meteen het eerste waar hij zin in had. Bovendien wilden we in de weekends ook wel eens tijd voor elkaar. En ik was een sociaal leven aan het opbouwen in Londen, waarbij het niet helpt als je steeds andere Nederlanders meesleept.

Samengevat dacht ik ‘Poeeeee leuk’, als er weer eens een logeerverzoek kwam. Ik ben dus geen aanhanger van het gezegde over vis en visite. Visite blijft voor mij echt langer goed.

En natuurlijk laat ik die Wit-Russen hier tukken. Ik kan ze toch niet de straat op sturen? Wit-Russen zijn bovendien veel gastvrijer dan wij, iedere bank is een slaapbank zodat gasten altijd kunnen blijven slapen. Goed, elk land is wel gastvrijer dan Nederland. Mijn Zweedse vrienden dachten echt dat ik hen iets op de mouw aan het spelden was, toen ik hen vertelde dat de koektrommel na twee koekjes dichtging. Dat is een cliché, maar dat is het niet voor niets geworden. Het idee dat je vrienden die onaangekondigd voor de deur staan vraagt om even te wachten ‘omdat je aan het eten bent’, was voor hen te bizar voor woorden. Zij het testen bij een andere Nederlandse. Hoeveel koekjes krijg je bij de koffie? ‘Twee, hoezo?’ En wie bepaalt dat? ‘Degene van wie de koekjes zijn natuurlijk…’  Jongens, geloof me nou maar gewoon. Nee, niet alle Nederlanders zijn zo en nee, zeker niet die van mijn generatie, maar het is diepgeworteld in onze cultuur. Want dat gezegde over vis en visite, dat laat zich niet voor niets niet vertalen. En zeker niet in het Wit-Russisch. Dus ik hoop dat ze lekker slapen, die kinders in mijn werkkamer.

2 reacties

Opgeslagen onder Franka

fixer

Er was dit weekend in Nederland iets aan de hand dat de aandacht van flink wat buitenlandse media trok. Ook van een Deense TV-ploeg en ik was hun hulpje, fixer noemen we dat in jargon. Het komt er op neer dat ik alles moest regelen: Gasten produceren (dat is ook jargon en ik weet het, dat klinkt behoorlijk oneerbiedig) voor reportages, straatinterviews, vertalingen, uitleg geven bij ongeveer alles, het nieuws in de gaten houden en suggesties aandragen voor de live-gesprekjes die de correspondent elk uur moest doen maar ook rottige klusjes zoals in geen tijd ergens op zondag een aggregaat vandaan halen.  Het maakt niet uit waar vandaan, het maakt niet uit hoe, als we over twee uur maar elektriciteit hebben.

“Ja, eh, ik zal mijn best doen.” zei ik, en ging vervolgens heel snel mijn best doen. En elektriciteit te regelen, natuurlijk.

Het was al een tijdje geleden dat ik dit soort werk gedaan had. In Wit-Rusland werk ik juist zelf met een fixer, Paulina, die ook mijn tolk is. Ik vraag Paulina alles, en zij regelt het voor me. “Ik wil iemand spreken die….” “ik wil aanstaande dinsdag naar….”. Dat Paulina niemand kent die…. of dat er dinsdag geen bussen rijden naar…. zie ik dan niet als mijn probleem. Ze regelt het maar. En als het meer tijd kost, krijgt ze meer geld. Dat klinkt natuurlijk heel hard en zo ben ik niet. Natuurlijk denk ik met haar mee, en natuurlijk overleggen we de hele tijd, over alles. Maar soms, als ik heel moe ben en zelf ook hard aan het werk, bijvoorbeeld met het inhoudelijk voorbereiden van een groot interview, dan denk ik wel eens: “Ja prima dat er daar geen openbaar vervoer is, dan gaan we toch met de auto? Regel maar een auto dan.” wat chique Frans is voor “Sorry meid, maar dat is niet mijn probleem.”

Paulina en ik zijn in de periode dat we samenwerken vrienden geworden. En ze speelt ook nog eens een hoofdrol uit mijn boek, omdat ze zelf uit het Tsjernobylgebied komt. Haar reacties op de interviews die we hebben afgenomen, bijvoorbeeld met overheidsdienaren, heb ik opgenomen in het verhaal. Die zijn immers interessanter dan de mijne. Dat maakt onze werkverhouding wel steeds lastiger. Paulina houdt uren voor me bij en de laatste keer zei ze dat ze het heel moeilijk had gevonden om een factuur te maken. Er zat flink wat werk bij dat ze met liefde ook gratis zou hebben gedaan, gewoon, omdat ze het belangrijk vond en omdat ze het graag voor me doet. En ik heb het omgekeerde. Met Paulina’s dochtertje, dat best vaak ziek is, hield ik altijd al wel rekening. Maar nu, als Paulina zegt dat haar man na een heel drukke werkweek een avond vrij heeft, doe ik echt mijn best om haar dan vrij te houden. Ook als ik dan een belangrijk gesprek heb. Ik vind het ook lastig om haar opdrachten te geven, ik vind het niet fijn om baas te zijn.

In het begin van onze samenwerking kon ik me aan een aantal van Paulina’s terugkerende opmerkingen flink ergeren.  “I’ll see what I can do” bijvoorbeeld. Niks geen “I’ll see”, gewoon doen, graag. En “It’s not that easy.” Ja, dat zal wel, maar het doet er niet toe, of het makkelijk is. Het moet gewoon gebeuren. Met de Denen, heus aardige kerels, had ik die vriendschapsvertroebeling niet. Ik werkte gewoon voor hen, en dat was dat, simpel als wat. En zo betrapte ik mezelf een paar keer op precies Paulina’s opmerkingen….

Toen ik in Engeland als correspondent werkte, ging ik geregeld met fotografen op pad. Meestal met Nederlandse fotografen en dat was altijd heel leuk, echt samen naar een verhaal kijken en puzzelen, fijn sparren, elkaar relevante dingen aanwijzen. Samenwerken met Britse fotografen was veel moeilijker. Niet omdat die jongens niet willen, maar gewoon, omdat ze het medium waarvoor ze foto’s maken niet goed kennen en ook niet goed begrijpen wat voor Nederlanders interessant is.  Zo maakte ik op een gegeven moment een reportage op een school. Ik wilde -natuurlijk- dat er foto’s van kinderen in uniformpjes gemaakt werden. Maar de fotograaf wilde dat juist niet. Hij vond uniformpjes saai en on-kindachtig, hij wilde ze liever op het plein in hun jas op de kiek zetten. Ik kon lullen als brugman dat het voor Nederlanders bijzonder en typisch Brits is om kinderen in uniform te zien, hij fotografeerde ze niet. Nu was dit ook wel een eikel, een wat slimmere fotograaf doet dan zowel zijn eigen zin als die van de journalist en geeft de opdrachtgever een keuze, maar goed, het voorbeeld geeft wel aan dat het soms lastig is te snappen wat nieuws is voor mensen in een ander land. En terzijde: zijn foto’s zijn niet gepubliceerd. De foto’s die ik zelf gemaakt heb wel. En ik had toen nog niet eens een spiegelreflex.

Goed, u voelt hem aankomen. Toen ik met de Denen in de Utrechtse en Amsterdamse straten op zoek ging naar oranjegekte, wees ik ze op een straat waar iedereen de vlag uit had hangen. Vonden ze niet interessant. Dus ik zei het nog een keer. Vonden ze nog steeds niet interessant. Tot ik me realiseerde dat Denen eigenlijk altijd de vlag hebben uithangen en dat het beeld van een straat vol vlaggen dus ‘gewoon’ is, ookal is het dat voor Nederlanders niet. Nu ben ik natuurlijk niet gaan drammen, maar het was leuk om te zien dat ik zelf ook die denkfout maakte.

Want juist bij Denemarken maak je die fouten, denk ik. Omdat onze landen zo op elkaar lijken, denk je al vlug dat ze gewoon hetzelfde zijn. Met mijn Zweedse vrienden heb ik dat nog veel sterker- en zij met mij. Toch ga ik één van hen wel vragen om wat fixersklusjes te doen als ik daar straks weer ben. Stom eigenlijk, want ik weet nu dus al dat dat met vrienden lastig is. Nou goed.

(foto is van een Amerikaanse jongen in Amsterdam, die niet wist wat hem overkwam)

3 reacties

Opgeslagen onder Franka

Station

Op het station. Een vrouw van begin vijftig huilt. Het gaat zonder schokschouderen, zonder uithalen, maar de stroom tranen is onophoudelijk en wordt met een grote zakdoek geroutineerd weggeveegd. Nee, ik kan haar nergens mee helpen. Het is haar dochter, haar dochter van zeven, die zestien jaar geleden onder een auto is gekomen. Ze heeft genoeg zegeningen hoor, ze leidt een goed leven. Maar soms -vaak- gaat het gewoon niet. Ze is er aan gewend, ze heeft daarmee leren leven.

3 reacties

Opgeslagen onder Franka, Uncategorized

Wit-rood-wit Oranje

Afgelopen weekend was ik op het gemoedelijke b2getherfestival in Norviliskes, Litouwen. Een licht glooiend terrein met een kasteeltje dat vertier biedt aan de hipsten van Litouwen en Wit-Rusland. Het dorpje ligt namelijk zó dicht op de grens met dat laatstgenoemde land, dat je ’s nachts, als op de camping het hek is omgevallen, op de grens kunt plassen. Wat de hipsten van Litouwen en Wit-Rusland dan ook gretig deden. Het festival is ooit opgezet om die grens te beslechten. Om de jongeren uit die landen samen te laten zijn. Het krijgen van een Schengenvisum voor dit festival is voor Wit-Russen dan ook een eitje. Een kei- en keihard gekookt eitje, dat wel, maar toch. Je gaat naar de Litouwse ambassade, staat in de rij, laat je ticket zien en krijgt een week later een visum. Gratis. En dat is lief van Litouwen.

Hier mogen ook dingen die in Wit-Rusland niet mogen. Zoals zwaaien met de wit-rood-witte vlag, de vlag die tussen 1991 en 1996 even de officiële vlag van het land was, tot na een referendum de oude Sovjetvlag in ere werd hersteld. Die wit-rood-witte vlag is de vlag van de nationalisten, van de mensen die vinden dat Wit-Rusland méér is dan een voormalige Sovjetrepubliek, van de mensen die vinden dat de Wit-Russische taal behouden (of nieuw leven in geblazen) moet worden. In Wit-Rusland werd deze vlag lange tijd niet op prijs gesteld, nu is ie gewoon verboden en kun je gevangenisstraf krijgen als je hem gebruikt. Geen wonder dus, dat de hipsten er hier zo graag mee rondlopen. En dat ze blij zijn dat ze hier naar concerten kunnen kijken van Wit-Russische bands die in hun eigen land nauwelijks kunnen optreden. Er is eigenlijk maar een andere plek waar zoveel aandacht is voor Wit-Russische pop- en rockmuziek. En dat is Basowizcza in Polen. Nee, niet in Wit-Rusland, nee.

Maar de afgelopen jaren in b2gether commerciëler geworden, zeggen de die hards. Er komen steeds meer Litouwers, Esten en Letten naar toe, waardoor het Wit-Russische een beetje ondergesneeuwd raakt. Want die hipsten uit Litouwen, Estland en Letland zijn niet per se geïnteresseerd in nooit doorgebroken Wit-Russische underground bands. Meer in grote namen als Skunk Anansi en Alina Orlova (ja, die. Er zijn ook wel eens namen groot als de gemiddelde Nederlander er nooit van gehoord heeft, hoor…) Meer in hippige kleren, in kleine tenten met DJ’s, in workshops, in het modderbad, in de andere hipsten. Ja, zo gaat dat. In zekere zin is b2gether zo een beetje aan zijn eigen succes ten onder gegaan. Of, ten onder, nee, dat vinden de die hards nou ook weer niet. Want het is natuurlijk wel het gaafste festival in de wijde omtrek van Wit-Rusland. Met Basowiszcza, dat ik volgens mij nog nooit van mijn leven goed gespeld heb.

Door die groei, lijkt het niet meer alsof élke festivalbezoeker een wit-rood-witte vlag heeft. Tuurlijk, er zijn er veel, maar dit jaar was er opeens ook een andere kleur bijzonder aanwezig. Oranje. Echt waar. Oranje shawls. Oranje boas. Oranje zonnenbrillen. Oranje petten. En dan niet dat halfslachtige vale oranje, maar echt oranje-oranje, óns oranje zeg maar. En dan niet per ongeluk. Want op heel van van die T-shirts stond gewoon knoetergroot ‘Holland’  te lezen. Daar is geen woord Frans bij. Ik begon met tellen hoeveel mensen een onmiskenbaar Nederlands oranje-attribuut droegen, maar ben bij 150 gestopt. Het waren er gewoon te veel, nog veel en veel meer. Mijn inschatting is dat 1 op de 20 á 30 mensen zoiets had, maar wie mij kent weet dat mijn inschattingen als het cijfers betreft niet de beste streetcred hebben. Maar het waren er veel. Dat weet ik zeker.

Ik  was geïntrigeerd. Wat was hier aan de hand? Ik ben dus maar eens gaan vragen, gewoon, in het wilde weg. ‘Oranje is een erg mooie kleur’, hoorde ik een paar keer, vooral van meisjes. ‘Wij zijn ook een klein land’, zeiden een paar anderen- Litouwers, want het bleken vooral Litouwers te zijn die oranje waren. ‘Nederland gaat winnen’ was ook een veel gehoorde verklaring. Deze mensen hadden zelf bedacht dat ze voor Nederland waren. Van een campagne, zoals slimme reclame jongens twee jaar geleden in Engeland bedachten nadat het eigen team bij het EK was uitgeschakeld en nadat Geenstijl met een Guardian poll pielde, was geen sprake.  Hoewel er in Litouwse supermarkten bij het bier wel petten in de vorm van een voetbal met een oranje klep verkocht worden.

Het moet de Litouwse steun geweest zijn die Oranje vandaag vooruit hielp en vrijdag vooruit zal helpen. Toch?

(foto van de b2g site gepikt- ik heb weinig, en van de oranjefans geen foto’s gemaakt.)

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Franka

buiten het boekje

Kasia is eigenlijk de dochter van Jacques Brel. Dat hebben we zo bedacht, omdat ze minstens zo goed Frans spreekt en Nederlands met hetzelfde accent. Of nuja, Nederlands, veel verder dan ‘ alstjeblief’, ‘dank je wel’ en ‘mijn vlakke land’ komt ze niet, maar toch. Toen Kasia een babytje was, bedacht papa Jacques, dat hij, met zijn drankgebruik enzo en zijn drukke sterrenleven eigenlijk niet zo goed voor haar kon zorgen. En omdat er een knoeperd van een wiskundeknobbel op haar hoofd zat, dacht hij, nou, laat ik haar eens onder brengen bij die aardige mensen in Minsk, allebei ingenieurs.

Als ik met Kasia op een terras zit, dan kun je er donder op zeggen dat er binnen vijf minuten jongeren (meestal jongens) bij ons aan tafel staan met een prangende vraag: ‘Where you from’. Leuk die interesse, echt waar. En zej wont prektis ingliski, een heel nobel streven. Maar toch kan het behoorlijk vermoeiend wezen. En daar kan je flauw van worden. Jaren geleden beantwoordde Marjet de vraag ‘ Where you from’ met ‘from Japan’. Ik moest echt heel dringend naar de grond kijken toen de jongen het nog geloofde ook, ik heb me rot gelachen. Tegenwoordig antwoord ik meestal eerlijk. Maar Kasia is dan from Belgium. En het is natuurlijk leuk dat dat ook gewoon voor zoete koek wordt aangenomen. Zelfs voor een overtuigde Wit-Russische nationaliste.

Weten jullie het nog, van Frans leren? Die allereerste conversatie uit het boekje? ‘Bonjour’, ‘ Bonjour’, ‘Ca va?’ ‘Ca va bien, et tu?’ ‘bien merci, au revoir’, ‘au revoir’. Iedere Nederlander die wel eens in een buitenland komt waar het niet wemelt van de andere buitenlanders weet al dat die conversatie eigenlijk bij het oud papier kan. In het eerste gesprek vallen namelijk de woorden ‘marihuana’, ‘prostitution’  en ‘ gays’. In Wit-Rusland is dat niet anders.

Als where-from is afgerond is het tijd voor de volgende ronde: ‘why here?’. Deze vraag dient met stevig pathos uitgesproken te worden. Want laten we wel wezen, een buitenlander die naar het saaie Minsk komt, is toch op zijn minst een beetje gek. Ze begrijpen er oprecht geen zak van. Ook deze vraag wordt wel eens weggelachen. (Ik ben hier voor de wereldkampioenschappen patience spelen, wisten jullie dat? En ik heb ook nog eens gewonnen.), maar meestal beantwoord ik hem serieus. Ik bedoel, als mijn gezellige persoonlijke gesprekken verstoord worden door mensen die Engels willen oefenen, dan mag ik er zelf ook best baat bij hebben toch?

Zodoende kan les 2 van het nieuwe cursusboek geschreven worden. ‘Chernobyl, ooooh, it is so long ago. It is not the danger anymore’. ‘No? but still many people are ill…’, ‘Yes, but they get the extra medical attention from the government…’  ‘And what do you think about the new power plant, that is going to be in Astravets?’ ‘ Yes I think very good’ ‘You don’t think it will be unsafe?’ ‘No, now government knows how to built.’. Dan krijgen we bier. En praten we over voetbal. Of over muziek, of over welke plaatsen in Wit-Rusland ik allemaal bezocht heb. En dan gaat het verder. ‘You know, two of my very good friends are very weak they have the many health problems and they were born in the 1986…’

Soms is dat omdat ik dan pas het vertrouwen heb gewonnen, vaker is het gewoon een tegenstrijdigheid in het denken: het is geen probleem en er zijn mensen ziek, kan best allebei. Som probeer ik daar dan met ze over te praten over die tegenstrijdigheid, vaak ook niet. Ik ging immers niet naar het terras om te werken, maar om te ontspannen en ik heb dit gesprek nu echt al minstens 100 keer gevoerd. Hier rekenden we dus ook op, toen vorige week er weer een jongen op ons af kwam, die keurig zijn beurt had afgewacht tot twee andere jongens klaar waren met het verwerpen van het homo-huwelijk. “I think your language is beautiful’ zei hij. En daarna ‘ But I think Belarusan is the most beautiful and French second.’. Ja, dat vond Kasia wel leuk natuurlijk.

1 reactie

Opgeslagen onder Franka

Wilders! Wilders! en een bange Franka

Het laatste postje op Jeuk! is van de dag voor de verkiezingen. Het wordt dus wel tijd voor een bericht dat het Nederland van na woensdag onder de loep neemt. Maar of dit nu het nieuwe Nederland is? Ik heb mijn analyses nog niet klaar, dus ik beschrijf het maar zoals het ging.

Vanochtend zat ik om vier uur in de nachttrein die mij naar Schiphol moest brengen. Ik ben geen fan van de nachttrein. Wel van dat ie rijdt als ik hem nodig heb, dat wel, maar ik vind het nooit leuk om erin te zitten. Stinkende, dronken mensen. Bah. Daar houd ik alleen van als het míjn stinkende dronken mensen zijn. Maar goed, nu moest ik, broodnuchter, met te weinig slaap en te veel tassen. Inderhaast een vlucht geboekt die om zeven uur vertrekt, dan heb je weinig keus.

In de trein gebeurde iets wat ik nog nooit eerder had meegemaakt, waar ik me al de hele dag rot over voel, waar ik bang van werd. Zowel over anderen, als over mezelf.

Op het perron stond een groepje dertigers, mannen, een stuk of tien. Ze waren fors aangeschoten, maar nog niet compleet lam. „Wilders! Wilders!“ schreeuwden ze toen ze zagen dat alle nachttreinconducteurs een kleurtje hadden. Ze moesten heel hard om zichzelf lachen. En ze hielden er niet meer mee op, noch met het lachen, noch met het „Wilders!“ roepen.

Toen er een zwarte man langsliep, kreeg hij toegeworpen: „Maar jij mag blijven hoor, want jij bent mijn vriend.“ Hilariteit alom en druk om hen heenkijken, of iedereen wel zag wat voor goede grappen ze maakten. Maar ik denk dat alleen de vorm (hahaha) in grapvorm was. Ik heb geen idee, want ik ken ze niet, maar ik denk eigenlijk dat ze het gewoon meenden. Ze gedroegen zich alsof ze wisten dat hun gedrag sociaal onacceptabel was, maar dat niemand ze wat kon maken. Ze gedroegen zich als de koningen, de machthebbers van het perron. En dat waren ze ook. „Wilders!“, „Wilders!“

Natuurlijk deed ik mijn best om niet bij deze gasten in de coupe te komen, maar dat mislukte. Ze stapten twee deuren verder in maar kwamen toch bij mij uit- klaarblijkelijk was er in die andere wagon iemand aan het kotsen. Het Wildersgeroep hield aan. En toen er een zwarte jongen langsliep, kreeg hij een vraag voorgelegd. „ Hee, hee. In Afrika gaan mensen dood van de honger want weh ebben geen geld om ze te eten te geven. Maar waarom moeten Afrikanen hier dan wel eten krijgen?“ De jongen liet ze met opgeheven hoofd een grote grijns zien en liep zwijgend door.

Ik had die jongens erop moeten aanspreken. Op een vriendelijke manier, meisjesachtig desnoods. Zo van: „ Hee, sorry dat ik zo nieuwsgierig ben, maar ik vroeg me af, maar op wat voor antwoord had je nu eigenlijk gehoopt? Waarom? Nee, kijk ik vraag het, ik ken die jongen niet natuurlijk, maar ik weet dat ik me denk ik heel rot had gevoeld, als zo’n vraag aan mij was gesteld. En misschien ook wel een beetje bang. Was dat misschien de bedoeling? En waarom dan?“

Maar ik deed niets. Helemaal niets. Uit pure lafheid. Zij waren met tien, ik met een. Ik was kapot van een nacht met bijna geen slaap en een zeer ingewikkeld weekend. Ik had zware tassen. Ik dacht bij mezelf: „Gut, ik benz o blij dat ik er gewoon Nederlands uitzie.“ En ik schrok me vervolgens wild van die gedachte. Want ook ik dacht nu in termen van wij-zij en huidskleur. En het feit dat ik niet zo word nageroepen, maakt het niet minder mijn probleem.

5 reacties

Opgeslagen onder Franka

Waarom ik op Linda Voortman stem

(Hoewel ik nu even andere dingen aan mijn hoofd heb, wilde ik dit tekstje, dat ik gisteren schreef, toch posten)

Waarom journalisten best mogen zeggen wat ze stemmen

Journalisten dienen hun werk zonder vooringenomenheid uit te voeren en altijd hoor en wederhoor te plegen. Ben ik het helemaal mee eens: een prachtige leidraad. Sommige mensen vinden echter dat dat betekent dat je ook de wereld zonder vooringenomenheid dient te benaderen. Ik geloof niet dat dat kan. Een journalist is altijd ook een mens. Iemand die gelooft bijvoorbeeld, of niet. Iemand met een flinke hypotheek, of juist niet, iemand die, mocht er een lieve regering zitten, best graag veel belasting betaalt of iemand die het hele concept belasting eigenlijk verwerpt. Je kunt niet met onderwerpen bezig zijn en er helemaal nooit het jouwe van denken.

Veel mensen geloven dat je, als je je politiek uitlaat, als journalist je onafhankelijkheid verliest. Ik geloof niet dat dat het geval is. Ik ben een typische GroenLinkser en ik daag iedereen uit dat terug te zien in mijn werk. Mocht het je lukken, laat het me weten, ik ben heel nieuwsigierig.

Politiek actief zijn is een ander verhaal dan je politieke mening geven. Ik vind dat je daar als journalist terughoudend mee moet zijn, tenzij je er volkomen open over bent en iedereen weet wat jouw kleur is. Ik ben niet politiek actief. Een laatste thema is vriendschap tussen politici en journalisten. Dat kan natuurlijk eigenlijk niet, je tast je onafhankelijkheid er immers mee aan. Je gunt het je eigen vrienden meer en je zult ook minder snel geneigd zijn over je eigen vrienden kwaad te spreken. Maar vriendschappen met politici zijn niet altijd te voorkomen. Het kan immers best dat in je vriendengroep uit je studententijd de één politicus wordt en de ander journalist. Zeker in mijn vriendengroep is dat het geval en geen wonder. We zijn vrienden geworden omdat we allemaal een grote muil hadden over onderwijs. Bijvoorbeeld in de universiteitsraad. Ik stem dit jaar op een vriendin, mijn oud-fractiegenote Linda Voortman. Ik zou het leuk vinden als jullie dat ook deden.

Waarom ik op Linda Voortman stem

Op één uitzondering na (toen een vriend semi-verkiesbaar was bij een andere partij waar ik het inmiddels teveel mee oneens ben) heb ik altijd GroenLinks gestemd. Ik voel me daar als links-sociaal-liberale optimist prima thuis. GroenLinks is een denkende partij, die niet doet aan populisme. Het is een rechtvaardige partij, of links, voor mij hangt dat samen. Maar het is zeker geen laffe partij: natuurlijk moet er bezuinigd worden en ja, het ontslagrecht mag zolangzamerhand best op de schop. Het is een groene partij. Hoewel ik niet geïnteresseerd ben in milieu, vind ik het wel belangrijk en ben ik blij dat ik weet dat met mijn stem zonder dat ik er zelf al te veel over na hoef te denken toch het juiste wordt gedaan. En, ook heel belangrijk: het is een positieve partij. Ja, er is een heleboel mis in Nederland en de wereld, maar in plaats van bij de pakken neerzitten pakken we de problemen aan!

GroenLinks heeft ook een aantal nadelen. Zo is het een waanzinnig elitaire partij. Linda Voortman, die op nummer 10 staat en dus waarschijnlijk verkiesbaar is, is daar wars van. Hoewel ze twee ‘vage’ studies deed, Engels en Literatuurwetenschap, heb ik haar volgens mij nog nooit Habermas in de mond horen nemen, en zeker niet alsof ze vond dat dat iets zou verklaren. Linda kent de theorie wel, maar wordt er niet door gedreven. Ze gaat voor de praktijk. Haar poten zitten altijd vol modder: als het niet al zo is, dan zorgt ze er wel voor.

Linda heeft het grote talent dat bij belangrijke besluiten meteen de mensen over wie het gaat opzoekt en razendsnel doorheeft waar de feitelijke knelpunten liggen. De ambtelijke rapporten leest ze wel, kent ze wel, maar ze zet er altijd die andere inzichten tegenover. Om vervolgens zelf, en onafhankelijk, tot een mening te komen. Dat heeft ze in haar termijnen in de Groninger Gemeenteraad duidelijk laten zien.

Daarnaast vind ik het mooi dat Linda onderwijs net zo belangrijk vindt als ik. Dat bleek bijvoorbeeld ook uit haar werk bij de FNV, waar ze mede-verantwoordelijk was voor de schoonmaakCAO (en dus ook de stakingen). Natuurlijk kun je achter je bureau prima namens de schoonmakers spreken en hun dossier behandelen. Maar Linda gelooft er heilig in dat zelfs schoonmakers die weinig scholing hebben en soms zelfs nauwelijks Nederlands kunnen, voor zichzelf op kunnen komen, als je ze maar helpt. Zo worden die mensen dus niet alleen die paar procent rijker.

Ik hoop dat ze straks, als ‘mijn’ kamerlid, op dezelfde positieve manier uit mensen kan halen wat erin zit, en die enorme stapels papier blijft beschouwen als slechts een deel van het verhaal.

Linda heeft een blog, op www.lindavoortman.web-log.nl En ze twittert, @lindavoortman

2 reacties

Opgeslagen onder Franka

Liever een Lada van acht jaar oud dan een nieuwe Ferrari

Ik ben sinds gisteren weer in Minsk. Wat observaties en hoe dat voelt.

* Mijmerig: Als je bij heldere hemel van Amsterdam naar Minsk vliegt, dan zie je onder je de politieke geschiedenis veranderen. Nederland is keurig tot op de vierkante centimeter ruilverkaveld. In Duitsland is alles wat groter en grootser. In Polen zijn de velden wat meer versnipperd, rommeliger: er is meer echte natuur over. En in Wit-Rusland zijn de akkers werkelijk enorm: Kolchozen en sovchozen.

* Mijmerig 2: In Nederland hebben de meeste voetgangerslichten knopjes en de verkeerslichten voor auto’s meldkabels. In Wit-Rusland bestaat dat bijna nergens. Wie beslist of het licht groen is, de staat of de mensen zelf?

*Zenuwachtig: Ik ga de hoofdpersonen van mijn boek voorleggen of ze kunnen leven met de manier waarop ik ze neerzet. Iets met wederzijds vertrouwen. Zij laten mij wekenlang toe in hun leven, dan is hun veto accepteren als ze ergens niet blij mee zijn wel het minste. Ookal heb ik alles keurig op tape.  Maar als ze hun fiat niet geven kan dat leiden tot heel fundamentele wijzigingen waar ik echt niet op zit te wachten. Dus dat zou diplomatiek masseren worden- vervelend want ik ben van nature geen huichelaar en sommigen van die mensen zijn vrienden.

* Opgelucht: Mijn tolk en fixer Paulina was vandaag het eerste slachtoffer, met haar moet ik het hele boek bespreken. Ik heb ook opgeschreven hoe stroef de samenwerking in het begin ging. Hoe hard we allebei moesten werken om elkaar te begrijpen. Ik wist van te voren niet of zij door had dat ik ook dat soort dingen over haar wilde opschrijven, niet alleen haar Tsjernobylverleden. Maar ze zei enthousiast: ” Ja! Zo ging het!”

* Puzzelig: Ik vertaalde haar hoe ik heb opgeschreven dat ik haar vorig jaar vroeg om de eigenaar van de nachtclub ‘ Reaktor’ bellen om te vragen hoe hij bij die naam kwam. Zij vond dat onzin en ze deed het alleen omdat ik haar baas was. Ik had ook opgeschreven wat ik dacht dat zij dacht dat ik dacht. Ze moest heel hard lachen. ” Ja, dat klopt ook nog!” en ze zei: ” Ik weet nog dat die man het echt een heel domme vraag vond!”  Ik zei: ” Nou, dan waren jullie het in elk geval eens.” Waarop Paulina zei: ” Nee. Ik vond de vraag irrelevant, hij vond hem dom. Dat is iets heel anders.”  En nu wil ik dat citaat van haar eigenlijk opnemen in het boek. Maar het past er natuurlijk niet tussen in dat hoofdstuk. En om nou in het laatse, afsluitende hoofdstuk, de reacties van de hoofdpersonen over zichzelf op te nemen, dat wordt wel heel erg Droste.

* Trots. Moet ik om half 11 ’s avonds naar een festival in Silitsi een dik half uur  buiten Minsk, en rijden er geen bussen meer, nou, dan ga ik er toch gewoon heen met twee jongens die geen Engels kunnen in een aftandse Lada? En als ik dan later bij een vriendin in Malinovka ben blijven slapen en ze slaapt nog en ik moet vroeg de deur uit, dan zoek ik toch zelf even uit met welke Marsjroetka ik bij Njamiga kom? Geen probleem.

* Maar waar ik vorige keren in Minsk het meeste trots uit haalde, dat ik na zes weken eindelijk door had welke uitgang ik bij metrostations moest hebben, daar heb ik nu weinig meer aan. Ik sta traditiegetrouw weer eerst drie keer verkeerd bovengronds voor ik de goede route te pakken heb. Richtingsgevoel is niet mijn grootste kwaliteit.

* En de winnaar: droef. Als mensen die me dierbaar zijn iedere keer dat ik ze zie weer meer alcohol drinken, zelfs als ik dacht dat dat niet kon, doet dat me pijn.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Franka

Waarom ik van Wit-Rusland houd

Ik zit nu in mijn nieuwe huis te wachten tot het vriendinnetje met wie ik vanavond nog even wat ga drinken dr kinders in bed heeft gelegd. Mijn spullen liggen op een grote hoop te wachten tot ze in mijn tas mogen: morgen. Morgen vlieg ik weer naar Wit-Rusland. En jullie hadden nog een blogje van me tegoed over waarom ik zo van dat land houd.

Wit-Rusland is  een dictatuur, dat weten jullie nu wel. Wit-Rusland is behoorlijk arm, ook dat was al duidelijk. Ook dat het land een zeer gebrekkige eigen identiteit heeft, en dat bijna niemand kan omschrijven wat ‘Wit-Russisch’ is, heb ik hier al geschreven. Zo over de brug genomen, is Nederland er op alle fronten beter aan toe dan Wit-Rusland. Maar vraag een Nederlander naar zijn land en hij ontaardt in gezeik. Vraag je een Wit-Rus naar Wit-Rusland, dan wordt hij of zij even stil, dan gaan de ogen dicht en dan komen de mijmeringen. Over de ongerepte oneindige natuur, over de zachtglooiende heuvels in het Noorden, over de koolzaadvelden, over het geweldige eten dat de opa’s en oma’s maken, over de prachtige rivieren Dnjepr, Pripyat en Svitsloch. Het gaat verder, dat de Wit-Russische meisjes de mooisten van de wereld zijn, dat Minsk zo’n heerlijke rustige stad is, met zo weinig criminaliteit en dat de mensen er zo aardig zijn.

Natuurlijk is dat ingegeven door propaganda. De kinderen leren dit op school. Dat is niet fris, het vak ideologie hoort daar wat mij betreft niet thuis en dit soort opgelegd ‘patriottisme’ maakt ook dat mensen denken dat aan dat geweldige land niets meer te verbeteren is. Maar echt, die verhalen, die liefde, op het moment dat je over het land praat, dat ménen ze wel, ze ménen het echt. Het komt, om het maar eens heel Slavisch te zeggen, uit hun ziel. Ik vind dat heel mooi. Ik houd van de manier waarop zij van hun land en landschap houden.

In Nederland is iedere vierkante meter in kaart gebracht. In Wit-Rusland niet, daar kan de natuur nog vaak gewoon zijn gang gaan. De natuur, die overigens wel wild, maar nooit ruig is. Als ik daar op een mooie zomerdag ben met mensen die menen dat ze op de mooiste plek op de wereld (waar ze op zich niet zo veel van gezien hebben) zijn, bij een huisje zonder warm water, terwijl we uitkijken op de rivier of die lieflijk glooiende heuvels en we dat heerlijke eten eten, dan ben ik ook in de hemel hoor…

Wit-Russen zijn aardig. Natuurlijk, je treft nog vaak genoeg mensen die bang zijn voor buitenlanders, dat is een Sovjettrekje dat niet zomaar over gaat. Maar meestal wordt je hartelijk ontvangen, met veel eten, drank en heel veel onbevangen vragen, waar meestal geen oordeel in zit. Op straat of in de kroeg wordt je aangesproken, ook door mensen die geen Engels kunnen. Gewoon, omdat ze nieuwsgierig zijn en ze die nieuwsgierigheid willen bevredigen en ze willen laten weten dat je wat hen betreft welkom bent in hun land.  Een andere Sovjetregel, dat je niet met buitenlanders mag praten, heeft het bij veel mensen gewoon verloren van de natuurlijke drang tot gastvrijheid. Overigens strekt het hebben van een witte huid voor deze ontvangst wel tot de aanbeveling, want het land is behoorlijk racistisch.

Aan de mensen die ik sprak voor mijn boek vroeg ik meestal ook wat ze van het onderwerp vonden. Of ze het belangrijk vonden, relevant. Veel mensen vonden van niet. Dan vroeg ik vervolgens altijd waar zíj het boek over zouden schrijven, als ze mij waren. Natasja, die in 1992 (toen pas! zes jaar na de ramp! goed, dat is een zijlijn) uit de Tsjernobylzone naar Minsk geëvacueerd is, zei: over het karakter van de Wit-Russen. Dat is het meest rustige en geduldige volk dat bestaat.

Daar heeft ze misschien wel gelijk in. En het is meteen de kracht en de zwakte van het land.

(Ik hoop dat het zo niet te vaag is? En natuurlijk, het is ook een fijn land voor mij omdat ik mijn werk daar zo leuk vind en omdat ik er vrienden heb, etc. Maar dit is geloof ik waar het om draait.)

3 reacties

Opgeslagen onder Franka

Roma (update)(en slot)

Hier schreef ik hoe mijn vader Erik Hummels, die advocaat is, per ongeluk een proces verbaal kreeg opgestuurd, van iemand die geen cliënt van hem was. Normaal stuurt hij dat soort documenten gewoon terug met een briefje in de trant van ‘volgens mij was dit niet voor mij bedoeld.’. Maar dit keer kon hij dat niet. Het proces verbaal, een simpele snelheidsovertreding, (die normaal gesproken niet bij een advocaat terecht komt) droeg namelijk groot het stempel ‘ROMA’. Dat had Erik nog niet eerder gezien en hij deed direct navraag bij een collega, die ook veel Roma als cliënt heeft. Die had het ook één keer meegemaakt, en het nagebeld. Toen werd hij door de politie weggewuifd met ‘Dat staat voor Rayon Openbaar Ministerie Amsterdam en het is trouwens ook een stad in Italië.’ De afkorting geeft bij google geen hits.

Mijn vader was van dit op het oog ethnische label geschrokken, ik ook en veel van jullie met mij. Grappig was dat verschillende mensen (ik ook hoor) vroegen of het ook daadwerkelijk Roma waren, die mensen die ROMA op hun proces verbaal hadden staan. Erik zei daarop terecht dat hij dat niet wist, omdat we dat in Nederland nu eenmaal niet registreren.

Het was lastig om een strategie te bepalen, want het was immers geen cliënt van mijn vader. Er was dus niemand die officieel een klacht kon indienen. En hoewel het duidelijk was, dat het niet goed voelde, was niet duidelijk wat er precies aan de hand was. Uiteindelijk heeft Erik een afschrift van de het proces verbaal gestuurd naar het college van officiers van justitie, met een bezorgde brief erbij. Daarnaast heeft hij een kopie gestuurd aan de Anne Frank stichting, waarbij hij uiteraard alle persoonsgegevens had uitgevlakt. Viavia kwamen we ook in contact met een juriste van anti-discriminatieorganisatie Artikel 1 die de zaak zou onderzoeken. De volgende campagnestap was afwachten wat het OM erop terug zou zeggen.

En vorige week al was het zo ver. Mijn vader had post. Van het college van procureurs generaal. In die brief werd uitgelegd waar de term ROMA bij het Openbaar Ministerie voor gebruikt wordt. ROMA is een applicatie in COMPAS, een intern computerprogramma van het OM. Het college stuurde zelfs een COMPAS-handleiding mee, waarin de term veelvuldig voorkwam. Met even zoeken in dit systeem, vond mijn vader waar de afkorting voor staat: Rijbewijs Openbaar Ministerie Applicatie. De term Parijs komt ook voor, dat is een afkorting voor Parket Rijbewijzen Systeem.

Wat onverwacht. En gelukkig maar.

In de brief die mijn vader kreeg stond ook: ‘Het college begrijpt overigens dat het gebruik van het stempel ‘ROMA” bijzonder ongelukkig is.”

2 reacties

Opgeslagen onder Franka

Wit-Russische liefde

Dasja studeerde in Oostenrijk, Italië, Armenië. Maar haar scriptie schrijft ze in Amsterdam Zuid-Oost. Want daar heeft haar vriendje een kamer. Hij studeert in Diemen sinds hij in Wit-Rusland wegens politieke activiteiten van de universiteit werd geknikkerd. Het was barsten of buigen. Of onder de wapenen, zoals iedere andere gesjeesde student, of naar het buitenland. Dasja was het er destijds helemaal mee eens, dat hij naar Nederland ging. Ze gunde het hem, ze wilde een goed mens naar een goede plek sturen. Maar toen was ze nog niet verliefd op hem. Het was nog niet haar vriendje, die ze zo wegjaagde.

Nu is hij al een poosje in Nederland en Dasja mist hem. Maar zelf wil ze in Wit-Rusland blijven. Ze was op een haar na verwijderd van het Canadese staatsburgerschap, maar ze wilde geen diaspora Wit-Rus zijn, ze wilde Wit-Rus zijn. Haar vader was in de Sovjet-tijd al dissident, al nationalist, iemand die vond dat de Wit-Russische cultuur eigen waarde had. En dat het communisme over boord was. Dan kon slimme Dasja wel lekker in het buitenland veel geld verdienen, maar haar land werd er dan niet beter van. Ze wilde iets betekenen voor het land waar ze van hield.

Maar nu, nu zit ze met de gebakken peren. Haar vriendje wil eigenlijk niet meer terug. Niet omdat hij de ambitie zijn land te veranderen heeft opgegeven, maar omdat hij een beetje vreest dat het toch niets uitmaakt. Dat het geen zin heeft, althans, nu nog niet. In Wit-Rusland zal hij nooit een andere baan krijgen dan bij een oppositionele organisatie, die hoogstwaarschijnlijk verboden is. Hij zal crimineel zijn. Bovendien is in Nederland zijn studie veel interessanter. Kan hij meer leren, dat hij straks terug kan brengen naar Wit-Rusland.

Ze vindt wel dat hij daar gelijk in heeft. Maar dan, wat moeten ze dan? Zich aansluiten bij de vele Wit-Russen uit de oppositie die Minsk de rug hebben toegekeerd? Opgeven? Ze zijn tot een compromis gekomen, maar het compromis is nog maar half af. Als er straks, bij de aanstaande presidentsverkiezingen (niemand weet wanneer) een nieuw regime komt, dan gaan ze terug. Dan gaan ze zich samen inzetten, knokken om het land de goede richting op te duwen. Maar als er niets veranderd, wat waarschijnlijk is, dan weten ze het nog niet.

Het verhaal van Dasja, dat ik afgelopen week onder het genot van biertjes aanhoorde, staat niet op zichzelf. Al mijn Wit-Russische vrienden worstelden met de vraag: should I stay or should I go. Het is ook zo moeilijk: weggaan uit een land waar je geen toekomst hebt, betekent alleen nog maar meer dat je land geen toekomst heeft.

En mijn vrienden hebben met hun goede academische prestaties en connecties nog een luxeprobleem. De meeste Wit-Russen komen het land niet uit. Laat staan Europa in.

2 reacties

Opgeslagen onder Franka

Close your eyes and think of Belarus

“Close your eyes and think of Belarus. Now tell me what you see. ” Iets van die strekking vroeg ik aan mijn Facebookvrienden toen ik in India aan mijn boek aan het schrijven was. Want na twaalf jaar was ik wel een beetje kwijt hoe mensen die het land niet kennen er tegenaan kijken. Terwijl ik wél voor mensen die het land niet kennen schrijf.  (U dus. Maar straks, als u mijn boek gekocht en gelezen heeft, kent u het wel. Streept u al af tot februari?)

Ik schrok van de vooroordelen die ik terugkreeg. Maar toen ik zelf voor het eerst in het land was, was ik nog niet eens bevooroordeeld. Dat was op mijn 19e, en het was omdat de trein naar Sint Petersburg er dwars doorheen ging. Ik had gewoon nog nooit lang bij het bij het bestaan van Wit-Rusland stilgestaan. Dat lang stilstaan kwam pas op de grens, toen het smallere Sovjetonderstel onder de trein geschoven moest worden. Goh, Wit-Rusland, zeiden we tegen elkaar. Wat is dat eigenlijk voor land? ´Prediker´ wist te melden dat er een rare dictator zat, oldskool en behoorlijk naar. Wat voor hem een logisch bruggetje was om over Transnistrië te beginnen, toen ookal een noviteit voor mij.

In het land zelf zagen we alleen maar berkenbomen, berkenbomen, berkenbomen en berkenbomen. In Minsk stapte een van ons even uit de trein. Zonder schoenen, paspoort of geld (telefoons hadden we toen nog niet). Dat kon wel, dacht hij. De conductrice stond immers ook op het perron, dus hij voelde zich prima senang. Tot de trein begon te rijden en de conductrice een sprintje trok. Daar ging ook hij, held op sokken.

Deze eerste kennismaking was genoeg om bij terugkomst in Nederland te melden dat het Wit-Russische landschap het saaiste was dat ik ooit had gezien en dat Minsk de lelijkste stad was die ik kende. Maar ik begon wel met lezen, dat wel. Loekasjenka in internationaal perspectief.

Bij mijn volgende bezoek in 2000 zag ik dictatuur in het klein. Ik was twee weken in het land, om seminars te geven. Dat was een project van de Landelijke Studentenvakbond en de Belarusan Students Association, (die toen al op het punt stond verboden te worden) om studenten te ondersteunen bij het opzetten van onafhankelijke studentenraden. Heel oppositioneel hoefden die raden wat ons betreft niet te worden. Het verlaten van de avondklok op de dorm of het organiseren van een volleybaltoernooi was wat ons betreft al genoeg.

In aftandse zaaltjes in hotels en scholen, in dorpjes waar mensen naar ons toe kwamen omdat ze nog nooit een buitenlander hadden gezien, gaven we samen met onze Wit-Russische collega’s workshops over vrije verkiezingen, over beleidsplannen, over hoe je samenwerkt in een bestuur. Allemaal nieuw voor de seminargangers, die gewend waren dat een klassenvertegenwoordigers door de rector worden aangewezen. Dat je ruggespraak moet houden met je achterban, snapten ze niet. Dat je vooraf moet vertellen wat je van plan bent, snapten ze niet. Dat de voorzitter niet per se de ‘baas’ van een bestuur is, snapten ze niet.

(Ex S., met wie ik daar toen werkte, probeerde dat uit te leggen door met zijn fameuze subtiliteit te zeggen dat bij de LSVb de voorzitster vaak ‘just a pretty face’ was. Nee lekker, als je al steeds merkt dat vrouwen geen hand krijgen, wegens niet belangrijk genoeg. We waren toen nog niet eens samen en ik werd er toen nog ouderwets kwaad om, terwijl dat dus niet kon, omdat we samen een seminar voorzaten. Maar toen we later in ons appartement knus samen de kaart moesten lezen, met mijn gebrekkige richtingsgevoel en zijn onvermogen tot het onthouden van de cyrillische letters was ik niet boos meer. Ja sommigen zaten op zo’n soort anekdote te wachten, nou, hier is tie. Meer krijgen jullie niet en de rest is al helemaal geschiedenis. Hop, nu weer verder met schrijven voor iedereen )

Het was dus echt keihard werken, die seminars, met veel verrassingen.  Zo zat ik op een gegeven moment met een subgroepje dat moest bedenken hoe de vertegenwoordigingsstructuur moest worden. ‘Eigenlijk is het heel raar, als de centrale studentenraad over onderwerpen bij geschiedenis praat, dat er dan ook scheikunde studenten inzitten.” Zei een jongen. “Ja, misschien moeten opleidingsproblemen op opleidingsniveau worden opgelost.’, reageerde een meisje. Ik kneep in mijn handjes.  “Maar dan kan de centrale raad op twee manieren gekozen worden”, zei de jongen. “Door alle studenten, of door de leden van de opleidingsraden.” Het meisje dat met de stift in haar handen bij het flipovervel zat, keek naar me, of ze dit mocht opschrijven om straks te presenteren. Ik was trots, en wilde ze nog een klein beetje verder uitdagen en met ze op zoek naar controle en verantwoording.  “Wat nu, als straks de centrale raad niet functioneert? Wat doe je dan?” Mijn kleine groepje vond dat helemaal geen moeilijke vraag. “Dan vraag je de rector om ze te ontslaan.”

Bij het bier ’s avonds hoorden we hoe deze actieve studenten gepest werden. Hoe een jongen op Loekasjenka’s partij had gestemd, omdat zijn hele dorm vervroegd moest stemmen en de stemmen ter plekke geteld werden. Hoe gedreigd werd met ontslag van ouders. Hoe je bij de KGB geroepen kon worden als je had gepraat met iemand van de oppositie (‘onze’ studenten dus).

Ja, de KGB. Dat was het moeilijkste. Vragen over het structureren van een beleidsplan, of de taakverdeling in het bestuur, daar kon ik best antwoorden op geven. Maar op de vraag ‘Hoe ga je om met de KGB’, daar had ik geen antwoord op. S., met al zijn bravoure, evenmin.

Mijn appartement in Minsk ligt in het zelfde blok als het KGB hoofdkantoor. Ik verheug me er waanzinnig op om weer naar Wit-Rusland te gaan. Ik wilde dit logje eigenlijk benutten om uit te leggen dat Wit-Rusland zoveel meer is dan een nare dictatuur met saaie berkenbomen. Om uit te leggen waarom ik zo zielsveel van dat land ben gaan houden. (Dat heeft namelijk, contrary to popular belief, werkelijk niets met knus kaartlezen te maken.) Ik geloof niet dat dat gelukt is- integendeel. Maar dat komt in een volgend logje wel.

11 reacties

Opgeslagen onder Franka

Ik kijk graag naar mensen die het Rita-filmpje voor het eerst zien

Bij de radio wat hectische dagen gehad, uiteraard. Maar zo nu en dan zat er iemand toch, met een koptelefoon op, onbedaarlijk te lachen. Dan keken de anderen elkaar aan, en dan wisten we: die zit het Rita-filmpje te kijken. En hij ziet het voor het eerst. Ik heb gemerkt dat er eigenlijk weinig zo leuk is als kijken naar mensen die het Rita-filmpje voor het eerst zien. Het werkt bij iedereen. En het is zo vrolijk, het is zo’n eerlijke lach die er op volgt, en zo’n oprechte verwondering. En altijd die kleine onzekerheid, de kijkers vrezen altijd toch een klein beetje dat ze keihard in de maling worden genomen door de mensen die naar hen kijken terwijl ze kijken.

Ik heb een nieuwe hobby. En wat doe je in de toekomst 3.0 als je een nieuwe hobby hebt? Je maakt een Facebookgroup. Dat heb ik dus maar even gedaan. Hij heet ‘Ik kijk graag naar mensen die het Rita-filmpje voor het eerst zien’ en hij is open voor iedereen. (Ja, die groep wel. Maar het water staat ons tot aan de lippen en geen centimeter verder!)

1 reactie

Opgeslagen onder Franka

Zomaar wat geluiden die ik nooit meer kwijtraak en altijd op kan roepen

Een sleutelbos die per ongeluk tegen het prullenbakje in zo’n groene dubbeldekkertrein tikt.

Het geluid van sluitende deuren in Duitse intercity’s.

Het riedeltje voor het refrein van een liedje dat ik al jaren niet gehoord heb.

Regen op het dak van mijn kamer op de Padangstraat.

Het opengaande hek van het guesthouse in India waar ik drie maanden was.

Het optillen van de lattenbodem van mijn bed toen ik nog thuiswoonde.

De ringtone van mijn eerste mobiel.

5 reacties

Opgeslagen onder Franka

Schier oneindig

Een groep jonge mensen, eten, duinen, alcohol, kampvuur. Ook vuur in de mensen zelf, ze zijn gedreven, ze willen een fijn Nederland. En warm weer, maar daar werd op dat moment  toevallig niet over gepraat. Nee, over de LPF ging het, de LPF post-Pim. We (want het gaat natuurlijk over mij en mijn vrienden) waren ook melig, en we gingen voorspellingen doen over de LPF. We vonden het zo’n soap, met al die buurmannen, plebejers, meisjes-voor-een-dag, schoonvaders en rollebollende ministers. We verbaasden ons erover en dachten: het kan niet extremer. Maar wij, jonge en overmoedige creatieve geesten, probeerden het toch en fantaseerden er op los. En heus, de meeste voorspellingen zijn uitgekomen.  Visionairs waren we, maar aardige visionairs.

Ik weet niet, ik moest er zo opeens weer even aan denken vandaag.

3 reacties

Opgeslagen onder Franka

(I want the votes of) common people

Er komen verkiezingen aan in Groot-Britannië. En hoewel ik er nu toch al heus een poosje weg ben, merk ik dat ik het retespannend vind en dat ik er dolgraag verslag van zou doen. Het enthousiasme waarmee ik vandaag iemand die er wél mee aan de slag ging zat te vertellen wat ik zou doen, was bijna aanmatigend. Over de campagnes, die anders zijn dan voorheen, omdat er nu opeens drie partijen een serieuze kans maken op een substantieel deel van de zetels. Over Labour en de Conservatives, die steeds meer op elkaar zijn gaan lijken. Wat de effecten zijn van the first to pass the post. Over het secret-Tory effect in de peilingen. Over de impact van Browns gaffe. Heel veel over de structurele partijdigheid van de kranten. Over de penibele staat van Labour in Schotland. Over het Nederlands van Nick Clogg Clegg. Over het re-drawen van de constituency boundaries. Over het persoonlijk leed dat zowen Brown als Cameron heeft getroffen. Over dat de Prime Minister zijn ministersploeg helemaal zelf mag aanwijzen, mits ze uit het lager- of hogerhuis komen, en dat er in het laatste geval nogal eens een titeltje wordt uitgedeeld om op een beleidsterrein te kunnen helpen.

Afijn, u kunt zich er iets bij voorstellen, zeker als u mij persoonlijk kent. En anders: stel je een bijzonder spraakwatervallerig enthousiast meisje voor en je bent halverwege. Als u meer wilt weten, moet u er maar naar vragen, maar hoed u, want ik zou best eens uit kunnen wijden.

En ik hield zelfs nog mijn bek over pollster democracy, over de rare Labourverkiezingsprogrammatekenfilmpjes, over de looks van Zac Goldsmith (noch over zijn groene programma voor de tories), over celebrity culture en over de manier waarop de klassenmaatschappij nog lustig voortwoekert op dat eiland aan de overkant. En over die laatste twee gaan de volgende filmpjes, een beetje.

In mijn oja-ik-mis-Londen-bubbel surfde ik namelijk ook weer eens naar een site waar ik toen ik nog voor het Algemeen Dagblad werkte vaak kwam. Dat hoorde toen bij mijn taken, ja, echt. En dan blijf je het volgen he, dan laat je het niet zomaar meer los. Maar daar kwam ik dus ook een heel grappig filmpje tegen. Echt even kijken, alstublieft.

En dat deed me weer denken aan de tijd dat mijn zondagen bestonden uit kilo’s kranten. Heerlijk, maar het voelde vaak wel echt als werken, vooral als er bezoek was of we andere plannen hadden. Behalve op 1 april. Niets mooiers dan alle, álle Britse kranten op 1 april en dan zoeken en raden. Zoiets als BNN de bubbel. Je gaat overal aan twijfelen. Deze, uit 2006, is nog altijd met stip mijn favoriet, ever.

En stiekem wilde ik u met dit blogpostje gewoon deze filmpjes aansmeren.

3 reacties

Opgeslagen onder Franka, Uncategorized